Vervoeging van omkantelen
Onbepaalde wijs (infinitief): omkantelen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kantel om
- jij kantelt om
- hij/zij/het kantelt om
- wij kantelen om
- jullie kantelen om
- zij kantelen om
Onvoltooid verleden tijd
- ik kantelde om
- jij kantelde om
- hij/zij/het kantelde om
- wij kantelden om
- jullie kantelden om
- zij kantelden om
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb omgekanteld
- jij hebt omgekanteld
- hij/zij/het heeft omgekanteld
- wij hebben omgekanteld
- jullie hebben omgekanteld
- zij hebben omgekanteld
Voltooid verleden tijd
- ik had omgekanteld
- jij had omgekanteld
- hij/zij/het had omgekanteld
- wij hadden omgekanteld
- jullie hadden omgekanteld
- zij hadden omgekanteld
Toekomende tijd I
- ik zal omkantelen
- jij zult omkantelen
- hij/zij/het zal omkantelen
- wij zullen omkantelen
- jullie zullen omkantelen
- zij zullen omkantelen
Toekomende tijd II
- ik zal omgekanteld hebben
- jij zult omgekanteld hebben
- hij/zij/het zal omgekanteld hebben
- wij zullen omgekanteld hebben
- jullie zullen omgekanteld hebben
- zij zullen omgekanteld hebben
Conditionalis I
- ik zou omkantelen
- jij zou omkantelen
- hij/zij/het zou omkantelen
- wij zouden omkantelen
- jullie zouden omkantelen
- zij zouden omkantelen
Conditionalis II
- ik zou hebben omgekanteld
- jij zou hebben omgekanteld
- hij/zij/het zou hebben omgekanteld
- wij zouden hebben omgekanteld
- jullie zouden hebben omgekanteld
- zij zouden hebben omgekanteld
Imperatief
- jij kantel om
- jullie kantelt om