Vervoeging van omschenken

Onbepaalde wijs (infinitief): omschenken

Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik schenk om
    • jij schenkt om
    • hij/zij/het schenkt om
    • wij schenken om
    • jullie schenken om
    • zij schenken om
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik schonk om
    • jij schonk om
    • hij/zij/het schonk om
    • wij schonken om
    • jullie schonken om
    • zij schonken om
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb omgeschonken
    • jij hebt omgeschonken
    • hij/zij/het heeft omgeschonken
    • wij hebben omgeschonken
    • jullie hebben omgeschonken
    • zij hebben omgeschonken
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had omgeschonken
    • jij had omgeschonken
    • hij/zij/het had omgeschonken
    • wij hadden omgeschonken
    • jullie hadden omgeschonken
    • zij hadden omgeschonken
  • Toekomende tijd I

    • ik zal omschenken
    • jij zult omschenken
    • hij/zij/het zal omschenken
    • wij zullen omschenken
    • jullie zullen omschenken
    • zij zullen omschenken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal omgeschonken hebben
    • jij zult omgeschonken hebben
    • hij/zij/het zal omgeschonken hebben
    • wij zullen omgeschonken hebben
    • jullie zullen omgeschonken hebben
    • zij zullen omgeschonken hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou omschenken
    • jij zou omschenken
    • hij/zij/het zou omschenken
    • wij zouden omschenken
    • jullie zouden omschenken
    • zij zouden omschenken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben omgeschonken
    • jij zou hebben omgeschonken
    • hij/zij/het zou hebben omgeschonken
    • wij zouden hebben omgeschonken
    • jullie zouden hebben omgeschonken
    • zij zouden hebben omgeschonken
  • Imperatief

    • jij schenk om
    • jullie schenkt om