Vervoeging van omspellen
Onbepaalde wijs (infinitief): omspellen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik spel om
- jij spelt om
- hij/zij/het spelt om
- wij spellen om
- jullie spellen om
- zij spellen om
Onvoltooid verleden tijd
- ik spelde om
- jij spelde om
- hij/zij/het spelde om
- wij spelden om
- jullie spelden om
- zij spelden om
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb omgespeld
- jij hebt omgespeld
- hij/zij/het heeft omgespeld
- wij hebben omgespeld
- jullie hebben omgespeld
- zij hebben omgespeld
Voltooid verleden tijd
- ik had omgespeld
- jij had omgespeld
- hij/zij/het had omgespeld
- wij hadden omgespeld
- jullie hadden omgespeld
- zij hadden omgespeld
Toekomende tijd I
- ik zal omspellen
- jij zult omspellen
- hij/zij/het zal omspellen
- wij zullen omspellen
- jullie zullen omspellen
- zij zullen omspellen
Toekomende tijd II
- ik zal omgespeld hebben
- jij zult omgespeld hebben
- hij/zij/het zal omgespeld hebben
- wij zullen omgespeld hebben
- jullie zullen omgespeld hebben
- zij zullen omgespeld hebben
Conditionalis I
- ik zou omspellen
- jij zou omspellen
- hij/zij/het zou omspellen
- wij zouden omspellen
- jullie zouden omspellen
- zij zouden omspellen
Conditionalis II
- ik zou hebben omgespeld
- jij zou hebben omgespeld
- hij/zij/het zou hebben omgespeld
- wij zouden hebben omgespeld
- jullie zouden hebben omgespeld
- zij zouden hebben omgespeld
Imperatief
- jij spel om
- jullie spelt om