Vervoeging van ontleden
Onbepaalde wijs (infinitief): ontleden
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontleed
- jij ontleedt
- hij/zij/het ontleedt
- wij ontleden
- jullie ontleden
- zij ontleden
Präsens Indikativ
- ich zerglied(e)re
- du zergliederst
- er/sie/es zergliedert
- wir zergliedern
- ihr zergliedert
- sie zergliedern
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontleedde
- jij ontleedde
- hij/zij/het ontleedde
- wij ontleedden
- jullie ontleedden
- zij ontleedden
Präteritum Indikativ
- ich zergliederte
- du zergliedertest
- er/sie/es zergliederte
- wir zergliederten
- ihr zergliedertet
- sie zergliederten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontleed
- jij hebt ontleed
- hij/zij/het heeft ontleed
- wij hebben ontleed
- jullie hebben ontleed
- zij hebben ontleed
Perfekt Indikativ
- ich habe zergliedert
- du hast zergliedert
- er/sie/es hat zergliedert
- wir haben zergliedert
- ihr habt zergliedert
- sie haben zergliedert
Voltooid verleden tijd
- ik had ontleed
- jij had ontleed
- hij/zij/het had ontleed
- wij hadden ontleed
- jullie hadden ontleed
- zij hadden ontleed
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte zergliedert
- du hattest zergliedert
- er/sie/es hatte zergliedert
- wir hatten zergliedert
- ihr hattet zergliedert
- sie hatten zergliedert
Toekomende tijd I
- ik zal ontleden
- jij zult ontleden
- hij/zij/het zal ontleden
- wij zullen ontleden
- jullie zullen ontleden
- zij zullen ontleden
Futur I Indikativ
- ich werde zergliedern
- du wirst zergliedern
- er/sie/es wird zergliedern
- wir werden zergliedern
- ihr werdet zergliedern
- sie werden zergliedern
Toekomende tijd II
- ik zal ontleed hebben
- jij zult ontleed hebben
- hij/zij/het zal ontleed hebben
- wij zullen ontleed hebben
- jullie zullen ontleed hebben
- zij zullen ontleed hebben
Futur II Indikativ
- ich werde zergliedert haben
- du wirst zergliedert haben
- er/sie/es wird zergliedert haben
- wir werden zergliedert haben
- ihr werdet zergliedert haben
- sie werden zergliedert haben
Conditionalis I
- ik zou ontleden
- jij zou ontleden
- hij/zij/het zou ontleden
- wij zouden ontleden
- jullie zouden ontleden
- zij zouden ontleden
Futur I Konjunktiv II
- ich würde zergliedern
- du würdest zergliedern
- er/sie/es würde zergliedern
- wir würden zergliedern
- ihr würdet zergliedern
- sie würden zergliedern
Conditionalis II
- ik zou hebben ontleed
- jij zou hebben ontleed
- hij/zij/het zou hebben ontleed
- wij zouden hebben ontleed
- jullie zouden hebben ontleed
- zij zouden hebben ontleed
Futur II Konjunktiv II
- ich würde zergliedert haben
- du würdest zergliedert haben
- er/sie/es würde zergliedert haben
- wir würden zergliedert haben
- ihr würdet zergliedert haben
- sie würden zergliedert haben
Imperatief
- jij ontleed
- jullie ontleedt
Imperativ
- du zerglied(e)re
- ihr zergliedert