Vervoeging van opstarten
Onbepaalde wijs (infinitief): opstarten
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik start op
- jij start op
- hij/zij/het start op
- wij starten op
- jullie starten op
- zij starten op
Onvoltooid verleden tijd
- ik startte op
- jij startte op
- hij/zij/het startte op
- wij startten op
- jullie startten op
- zij startten op
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgestart
- jij hebt opgestart
- hij/zij/het heeft opgestart
- wij hebben opgestart
- jullie hebben opgestart
- zij hebben opgestart
Voltooid verleden tijd
- ik had opgestart
- jij had opgestart
- hij/zij/het had opgestart
- wij hadden opgestart
- jullie hadden opgestart
- zij hadden opgestart
Toekomende tijd I
- ik zal opstarten
- jij zult opstarten
- hij/zij/het zal opstarten
- wij zullen opstarten
- jullie zullen opstarten
- zij zullen opstarten
Toekomende tijd II
- ik zal opgestart hebben
- jij zult opgestart hebben
- hij/zij/het zal opgestart hebben
- wij zullen opgestart hebben
- jullie zullen opgestart hebben
- zij zullen opgestart hebben
Conditionalis I
- ik zou opstarten
- jij zou opstarten
- hij/zij/het zou opstarten
- wij zouden opstarten
- jullie zouden opstarten
- zij zouden opstarten
Conditionalis II
- ik zou hebben opgestart
- jij zou hebben opgestart
- hij/zij/het zou hebben opgestart
- wij zouden hebben opgestart
- jullie zouden hebben opgestart
- zij zouden hebben opgestart
Imperatief
- jij start op
- jullie start op