Vervoeging van optreden

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik treed op
  • jij treedt op
  • hij/zij/het treedt op
  • wij treden op
  • jullie treden op
  • zij treden op

Präsens Indikativ

  • ich agiere
  • du agierst
  • er/sie/es agiert
  • wir agieren
  • ihr agiert
  • sie agieren

Onvoltooid verleden tijd

  • ik trad op
  • jij trad op
  • hij/zij/het trad op
  • wij traden op
  • jullie traden op
  • zij traden op

Präteritum Indikativ

  • ich agierte
  • du agiertest
  • er/sie/es agierte
  • wir agierten
  • ihr agiertet
  • sie agierten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben opgetreden
  • jij bent opgetreden
  • hij/zij/het is opgetreden
  • wij zijn opgetreden
  • jullie zijn opgetreden
  • zij zijn opgetreden

Perfekt Indikativ

  • ich habe agiert
  • du hast agiert
  • er/sie/es hat agiert
  • wir haben agiert
  • ihr habt agiert
  • sie haben agiert

Voltooid verleden tijd

  • ik was opgetreden
  • jij was opgetreden
  • hij/zij/het was opgetreden
  • wij waren opgetreden
  • jullie waren opgetreden
  • zij waren opgetreden

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte agiert
  • du hattest agiert
  • er/sie/es hatte agiert
  • wir hatten agiert
  • ihr hattet agiert
  • sie hatten agiert

Toekomende tijd I

  • ik zal optreden
  • jij zult optreden
  • hij/zij/het zal optreden
  • wij zullen optreden
  • jullie zullen optreden
  • zij zullen optreden

Futur I Indikativ

  • ich werde agieren
  • du wirst agieren
  • er/sie/es wird agieren
  • wir werden agieren
  • ihr werdet agieren
  • sie werden agieren

Toekomende tijd II

  • ik zal opgetreden zijn
  • jij zult opgetreden zijn
  • hij/zij/het zal opgetreden zijn
  • wij zullen opgetreden zijn
  • jullie zullen opgetreden zijn
  • zij zullen opgetreden zijn

Futur II Indikativ

  • ich werde agiert haben
  • du wirst agiert haben
  • er/sie/es wird agiert haben
  • wir werden agiert haben
  • ihr werdet agiert haben
  • sie werden agiert haben

Conditionalis I

  • ik zou optreden
  • jij zou optreden
  • hij/zij/het zou optreden
  • wij zouden optreden
  • jullie zouden optreden
  • zij zouden optreden

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde agieren
  • du würdest agieren
  • er/sie/es würde agieren
  • wir würden agieren
  • ihr würdet agieren
  • sie würden agieren

Conditionalis II

  • ik zou zijn opgetreden
  • jij zou zijn opgetreden
  • hij/zij/het zou zijn opgetreden
  • wij zouden zijn opgetreden
  • jullie zouden zijn opgetreden
  • zij zouden zijn opgetreden

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde agiert haben
  • du würdest agiert haben
  • er/sie/es würde agiert haben
  • wir würden agiert haben
  • ihr würdet agiert haben
  • sie würden agiert haben

Imperatief

  • jij treed op
  • jullie treedt op

Imperativ

  • du agiere
  • ihr agiert

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van optreden