Vervoeging van opvoeden
Onbepaalde wijs (infinitief): opvoeden
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik voed op
- jij voedt op
- hij/zij/het voedt op
- wij voeden op
- jullie voeden op
- zij voeden op
Präsens Indikativ
- ich erziehe
- du erziehst
- er/sie/es erzieht
- wir erziehen
- ihr erzieht
- sie erziehen
Onvoltooid verleden tijd
- ik voedde op
- jij voedde op
- hij/zij/het voedde op
- wij voedden op
- jullie voedden op
- zij voedden op
Präteritum Indikativ
- ich erzog
- du erzogst
- er/sie/es erzog
- wir erzogen
- ihr erzogt
- sie erzogen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgevoed
- jij hebt opgevoed
- hij/zij/het heeft opgevoed
- wij hebben opgevoed
- jullie hebben opgevoed
- zij hebben opgevoed
Perfekt Indikativ
- ich habe erzogen
- du hast erzogen
- er/sie/es hat erzogen
- wir haben erzogen
- ihr habt erzogen
- sie haben erzogen
Voltooid verleden tijd
- ik had opgevoed
- jij had opgevoed
- hij/zij/het had opgevoed
- wij hadden opgevoed
- jullie hadden opgevoed
- zij hadden opgevoed
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte erzogen
- du hattest erzogen
- er/sie/es hatte erzogen
- wir hatten erzogen
- ihr hattet erzogen
- sie hatten erzogen
Toekomende tijd I
- ik zal opvoeden
- jij zult opvoeden
- hij/zij/het zal opvoeden
- wij zullen opvoeden
- jullie zullen opvoeden
- zij zullen opvoeden
Futur I Indikativ
- ich werde erziehen
- du wirst erziehen
- er/sie/es wird erziehen
- wir werden erziehen
- ihr werdet erziehen
- sie werden erziehen
Toekomende tijd II
- ik zal opgevoed hebben
- jij zult opgevoed hebben
- hij/zij/het zal opgevoed hebben
- wij zullen opgevoed hebben
- jullie zullen opgevoed hebben
- zij zullen opgevoed hebben
Futur II Indikativ
- ich werde erzogen haben
- du wirst erzogen haben
- er/sie/es wird erzogen haben
- wir werden erzogen haben
- ihr werdet erzogen haben
- sie werden erzogen haben
Conditionalis I
- ik zou opvoeden
- jij zou opvoeden
- hij/zij/het zou opvoeden
- wij zouden opvoeden
- jullie zouden opvoeden
- zij zouden opvoeden
Futur I Konjunktiv II
- ich würde erziehen
- du würdest erziehen
- er/sie/es würde erziehen
- wir würden erziehen
- ihr würdet erziehen
- sie würden erziehen
Conditionalis II
- ik zou hebben opgevoed
- jij zou hebben opgevoed
- hij/zij/het zou hebben opgevoed
- wij zouden hebben opgevoed
- jullie zouden hebben opgevoed
- zij zouden hebben opgevoed
Futur II Konjunktiv II
- ich würde erzogen haben
- du würdest erzogen haben
- er/sie/es würde erzogen haben
- wir würden erzogen haben
- ihr würdet erzogen haben
- sie würden erzogen haben
Imperatief
- jij voed op
- jullie voedt op
Imperativ
- du erziehe
- ihr erzieht