Vervoeging van passeren
Onbepaalde wijs (infinitief): passeren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik passeer
- jij passeert
- hij/zij/het passeert
- wij passeren
- jullie passeren
- zij passeren
Präsens Indikativ
- ich ignoriere
- du ignorierst
- er/sie/es ignoriert
- wir ignorieren
- ihr ignoriert
- sie ignorieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik passeerde
- jij passeerde
- hij/zij/het passeerde
- wij passeerden
- jullie passeerden
- zij passeerden
Präteritum Indikativ
- ich ignorierte
- du ignoriertest
- er/sie/es ignorierte
- wir ignorierten
- ihr ignoriertet
- sie ignorierten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepasseerd
- jij hebt gepasseerd
- hij/zij/het heeft gepasseerd
- wij hebben gepasseerd
- jullie hebben gepasseerd
- zij hebben gepasseerd
Perfekt Indikativ
- ich habe ignoriert
- du hast ignoriert
- er/sie/es hat ignoriert
- wir haben ignoriert
- ihr habt ignoriert
- sie haben ignoriert
Voltooid verleden tijd
- ik had gepasseerd
- jij had gepasseerd
- hij/zij/het had gepasseerd
- wij hadden gepasseerd
- jullie hadden gepasseerd
- zij hadden gepasseerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte ignoriert
- du hattest ignoriert
- er/sie/es hatte ignoriert
- wir hatten ignoriert
- ihr hattet ignoriert
- sie hatten ignoriert
Toekomende tijd I
- ik zal passeren
- jij zult passeren
- hij/zij/het zal passeren
- wij zullen passeren
- jullie zullen passeren
- zij zullen passeren
Futur I Indikativ
- ich werde ignorieren
- du wirst ignorieren
- er/sie/es wird ignorieren
- wir werden ignorieren
- ihr werdet ignorieren
- sie werden ignorieren
Toekomende tijd II
- ik zal gepasseerd hebben
- jij zult gepasseerd hebben
- hij/zij/het zal gepasseerd hebben
- wij zullen gepasseerd hebben
- jullie zullen gepasseerd hebben
- zij zullen gepasseerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde ignoriert haben
- du wirst ignoriert haben
- er/sie/es wird ignoriert haben
- wir werden ignoriert haben
- ihr werdet ignoriert haben
- sie werden ignoriert haben
Conditionalis I
- ik zou passeren
- jij zou passeren
- hij/zij/het zou passeren
- wij zouden passeren
- jullie zouden passeren
- zij zouden passeren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde ignorieren
- du würdest ignorieren
- er/sie/es würde ignorieren
- wir würden ignorieren
- ihr würdet ignorieren
- sie würden ignorieren
Conditionalis II
- ik zou hebben gepasseerd
- jij zou hebben gepasseerd
- hij/zij/het zou hebben gepasseerd
- wij zouden hebben gepasseerd
- jullie zouden hebben gepasseerd
- zij zouden hebben gepasseerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde ignoriert haben
- du würdest ignoriert haben
- er/sie/es würde ignoriert haben
- wir würden ignoriert haben
- ihr würdet ignoriert haben
- sie würden ignoriert haben
Imperatief
- jij passeer
- jullie passeert
Imperativ
- du ignoriere
- ihr ignoriert