Vervoeging van pasteuriseren
Onbepaalde wijs (infinitief): pasteuriseren
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pasteuriseer
- jij pasteuriseert
- hij/zij/het pasteuriseert
- wij pasteuriseren
- jullie pasteuriseren
- zij pasteuriseren
Onvoltooid verleden tijd
- ik pasteuriseerde
- jij pasteuriseerde
- hij/zij/het pasteuriseerde
- wij pasteuriseerden
- jullie pasteuriseerden
- zij pasteuriseerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepasteuriseerd
- jij hebt gepasteuriseerd
- hij/zij/het heeft gepasteuriseerd
- wij hebben gepasteuriseerd
- jullie hebben gepasteuriseerd
- zij hebben gepasteuriseerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gepasteuriseerd
- jij had gepasteuriseerd
- hij/zij/het had gepasteuriseerd
- wij hadden gepasteuriseerd
- jullie hadden gepasteuriseerd
- zij hadden gepasteuriseerd
Toekomende tijd I
- ik zal pasteuriseren
- jij zult pasteuriseren
- hij/zij/het zal pasteuriseren
- wij zullen pasteuriseren
- jullie zullen pasteuriseren
- zij zullen pasteuriseren
Toekomende tijd II
- ik zal gepasteuriseerd hebben
- jij zult gepasteuriseerd hebben
- hij/zij/het zal gepasteuriseerd hebben
- wij zullen gepasteuriseerd hebben
- jullie zullen gepasteuriseerd hebben
- zij zullen gepasteuriseerd hebben
Conditionalis I
- ik zou pasteuriseren
- jij zou pasteuriseren
- hij/zij/het zou pasteuriseren
- wij zouden pasteuriseren
- jullie zouden pasteuriseren
- zij zouden pasteuriseren
Conditionalis II
- ik zou hebben gepasteuriseerd
- jij zou hebben gepasteuriseerd
- hij/zij/het zou hebben gepasteuriseerd
- wij zouden hebben gepasteuriseerd
- jullie zouden hebben gepasteuriseerd
- zij zouden hebben gepasteuriseerd
Imperatief
- jij pasteuriseer
- jullie pasteuriseert