Vervoeging van plisseren
Onbepaalde wijs (infinitief): plisseren
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik plisseer
- jij plisseert
- hij/zij/het plisseert
- wij plisseren
- jullie plisseren
- zij plisseren
Onvoltooid verleden tijd
- ik plisseerde
- jij plisseerde
- hij/zij/het plisseerde
- wij plisseerden
- jullie plisseerden
- zij plisseerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geplisseerd
- jij hebt geplisseerd
- hij/zij/het heeft geplisseerd
- wij hebben geplisseerd
- jullie hebben geplisseerd
- zij hebben geplisseerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geplisseerd
- jij had geplisseerd
- hij/zij/het had geplisseerd
- wij hadden geplisseerd
- jullie hadden geplisseerd
- zij hadden geplisseerd
Toekomende tijd I
- ik zal plisseren
- jij zult plisseren
- hij/zij/het zal plisseren
- wij zullen plisseren
- jullie zullen plisseren
- zij zullen plisseren
Toekomende tijd II
- ik zal geplisseerd hebben
- jij zult geplisseerd hebben
- hij/zij/het zal geplisseerd hebben
- wij zullen geplisseerd hebben
- jullie zullen geplisseerd hebben
- zij zullen geplisseerd hebben
Conditionalis I
- ik zou plisseren
- jij zou plisseren
- hij/zij/het zou plisseren
- wij zouden plisseren
- jullie zouden plisseren
- zij zouden plisseren
Conditionalis II
- ik zou hebben geplisseerd
- jij zou hebben geplisseerd
- hij/zij/het zou hebben geplisseerd
- wij zouden hebben geplisseerd
- jullie zouden hebben geplisseerd
- zij zouden hebben geplisseerd
Imperatief
- jij plisseer
- jullie plisseert