Vervoeging van protocolleren
Onbepaalde wijs (infinitief): protocolleren
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik protocolleer
- jij protocolleert
- hij/zij/het protocolleert
- wij protocolleren
- jullie protocolleren
- zij protocolleren
Onvoltooid verleden tijd
- ik protocolleerde
- jij protocolleerde
- hij/zij/het protocolleerde
- wij protocolleerden
- jullie protocolleerden
- zij protocolleerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geprotocolleerd
- jij hebt geprotocolleerd
- hij/zij/het heeft geprotocolleerd
- wij hebben geprotocolleerd
- jullie hebben geprotocolleerd
- zij hebben geprotocolleerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geprotocolleerd
- jij had geprotocolleerd
- hij/zij/het had geprotocolleerd
- wij hadden geprotocolleerd
- jullie hadden geprotocolleerd
- zij hadden geprotocolleerd
Toekomende tijd I
- ik zal protocolleren
- jij zult protocolleren
- hij/zij/het zal protocolleren
- wij zullen protocolleren
- jullie zullen protocolleren
- zij zullen protocolleren
Toekomende tijd II
- ik zal geprotocolleerd hebben
- jij zult geprotocolleerd hebben
- hij/zij/het zal geprotocolleerd hebben
- wij zullen geprotocolleerd hebben
- jullie zullen geprotocolleerd hebben
- zij zullen geprotocolleerd hebben
Conditionalis I
- ik zou protocolleren
- jij zou protocolleren
- hij/zij/het zou protocolleren
- wij zouden protocolleren
- jullie zouden protocolleren
- zij zouden protocolleren
Conditionalis II
- ik zou hebben geprotocolleerd
- jij zou hebben geprotocolleerd
- hij/zij/het zou hebben geprotocolleerd
- wij zouden hebben geprotocolleerd
- jullie zouden hebben geprotocolleerd
- zij zouden hebben geprotocolleerd
Imperatief
- jij protocolleer
- jullie protocolleert