Vervoeging van roemen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik roem
  • jij roemt
  • hij/zij/het roemt
  • wij roemen
  • jullie roemen
  • zij roemen

Präsens Indikativ

  • ich lobe
  • du lobst
  • er/sie/es lobt
  • wir loben
  • ihr lobt
  • sie loben

Onvoltooid verleden tijd

  • ik roemde
  • jij roemde
  • hij/zij/het roemde
  • wij roemden
  • jullie roemden
  • zij roemden

Präteritum Indikativ

  • ich lobte
  • du lobtest
  • er/sie/es lobte
  • wir lobten
  • ihr lobtet
  • sie lobten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geroemd
  • jij hebt geroemd
  • hij/zij/het heeft geroemd
  • wij hebben geroemd
  • jullie hebben geroemd
  • zij hebben geroemd

Perfekt Indikativ

  • ich habe gelobt
  • du hast gelobt
  • er/sie/es hat gelobt
  • wir haben gelobt
  • ihr habt gelobt
  • sie haben gelobt

Voltooid verleden tijd

  • ik had geroemd
  • jij had geroemd
  • hij/zij/het had geroemd
  • wij hadden geroemd
  • jullie hadden geroemd
  • zij hadden geroemd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte gelobt
  • du hattest gelobt
  • er/sie/es hatte gelobt
  • wir hatten gelobt
  • ihr hattet gelobt
  • sie hatten gelobt

Toekomende tijd I

  • ik zal roemen
  • jij zult roemen
  • hij/zij/het zal roemen
  • wij zullen roemen
  • jullie zullen roemen
  • zij zullen roemen

Futur I Indikativ

  • ich werde loben
  • du wirst loben
  • er/sie/es wird loben
  • wir werden loben
  • ihr werdet loben
  • sie werden loben

Toekomende tijd II

  • ik zal geroemd hebben
  • jij zult geroemd hebben
  • hij/zij/het zal geroemd hebben
  • wij zullen geroemd hebben
  • jullie zullen geroemd hebben
  • zij zullen geroemd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde gelobt haben
  • du wirst gelobt haben
  • er/sie/es wird gelobt haben
  • wir werden gelobt haben
  • ihr werdet gelobt haben
  • sie werden gelobt haben

Conditionalis I

  • ik zou roemen
  • jij zou roemen
  • hij/zij/het zou roemen
  • wij zouden roemen
  • jullie zouden roemen
  • zij zouden roemen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde loben
  • du würdest loben
  • er/sie/es würde loben
  • wir würden loben
  • ihr würdet loben
  • sie würden loben

Conditionalis II

  • ik zou hebben geroemd
  • jij zou hebben geroemd
  • hij/zij/het zou hebben geroemd
  • wij zouden hebben geroemd
  • jullie zouden hebben geroemd
  • zij zouden hebben geroemd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde gelobt haben
  • du würdest gelobt haben
  • er/sie/es würde gelobt haben
  • wir würden gelobt haben
  • ihr würdet gelobt haben
  • sie würden gelobt haben

Imperatief

  • jij roem
  • jullie roemt

Imperativ

  • du lob(e)
  • ihr lobt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van roemen