Vervoeging van rubriceren
Onbepaalde wijs (infinitief): rubriceren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik rubriceer
- jij rubriceert
- hij/zij/het rubriceert
- wij rubriceren
- jullie rubriceren
- zij rubriceren
Präsens Indikativ
- ich reihe ein
- du reihst ein
- er/sie/es reiht ein
- wir reihen ein
- ihr reiht ein
- sie reihen ein
Onvoltooid verleden tijd
- ik rubriceerde
- jij rubriceerde
- hij/zij/het rubriceerde
- wij rubriceerden
- jullie rubriceerden
- zij rubriceerden
Präteritum Indikativ
- ich reihte ein
- du reihtest ein
- er/sie/es reihte ein
- wir reihten ein
- ihr reihtet ein
- sie reihten ein
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gerubriceerd
- jij hebt gerubriceerd
- hij/zij/het heeft gerubriceerd
- wij hebben gerubriceerd
- jullie hebben gerubriceerd
- zij hebben gerubriceerd
Perfekt Indikativ
- ich habe eingereiht
- du hast eingereiht
- er/sie/es hat eingereiht
- wir haben eingereiht
- ihr habt eingereiht
- sie haben eingereiht
Voltooid verleden tijd
- ik had gerubriceerd
- jij had gerubriceerd
- hij/zij/het had gerubriceerd
- wij hadden gerubriceerd
- jullie hadden gerubriceerd
- zij hadden gerubriceerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte eingereiht
- du hattest eingereiht
- er/sie/es hatte eingereiht
- wir hatten eingereiht
- ihr hattet eingereiht
- sie hatten eingereiht
Toekomende tijd I
- ik zal rubriceren
- jij zult rubriceren
- hij/zij/het zal rubriceren
- wij zullen rubriceren
- jullie zullen rubriceren
- zij zullen rubriceren
Futur I Indikativ
- ich werde einreihen
- du wirst einreihen
- er/sie/es wird einreihen
- wir werden einreihen
- ihr werdet einreihen
- sie werden einreihen
Toekomende tijd II
- ik zal gerubriceerd hebben
- jij zult gerubriceerd hebben
- hij/zij/het zal gerubriceerd hebben
- wij zullen gerubriceerd hebben
- jullie zullen gerubriceerd hebben
- zij zullen gerubriceerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde eingereiht haben
- du wirst eingereiht haben
- er/sie/es wird eingereiht haben
- wir werden eingereiht haben
- ihr werdet eingereiht haben
- sie werden eingereiht haben
Conditionalis I
- ik zou rubriceren
- jij zou rubriceren
- hij/zij/het zou rubriceren
- wij zouden rubriceren
- jullie zouden rubriceren
- zij zouden rubriceren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde einreihen
- du würdest einreihen
- er/sie/es würde einreihen
- wir würden einreihen
- ihr würdet einreihen
- sie würden einreihen
Conditionalis II
- ik zou hebben gerubriceerd
- jij zou hebben gerubriceerd
- hij/zij/het zou hebben gerubriceerd
- wij zouden hebben gerubriceerd
- jullie zouden hebben gerubriceerd
- zij zouden hebben gerubriceerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde eingereiht haben
- du würdest eingereiht haben
- er/sie/es würde eingereiht haben
- wir würden eingereiht haben
- ihr würdet eingereiht haben
- sie würden eingereiht haben
Imperatief
- jij rubriceer
- jullie rubriceert
Imperativ
- du reih(e) ein
- ihr reiht ein