Vervoeging van ruziën
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ruzie
- jij ruziet
- hij/zij/het ruziet
- wij ruziën
- jullie ruziën
- zij ruziën
Onvoltooid verleden tijd
- ik ruziede
- jij ruziede
- hij/zij/het ruziede
- wij ruzieden
- jullie ruzieden
- zij ruzieden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geruzied
- jij hebt geruzied
- hij/zij/het heeft geruzied
- wij hebben geruzied
- jullie hebben geruzied
- zij hebben geruzied
Voltooid verleden tijd
- ik had geruzied
- jij had geruzied
- hij/zij/het had geruzied
- wij hadden geruzied
- jullie hadden geruzied
- zij hadden geruzied
Toekomende tijd I
- ik zal ruziën
- jij zult ruziën
- hij/zij/het zal ruziën
- wij zullen ruziën
- jullie zullen ruziën
- zij zullen ruziën
Toekomende tijd II
- ik zal geruzied hebben
- jij zult geruzied hebben
- hij/zij/het zal geruzied hebben
- wij zullen geruzied hebben
- jullie zullen geruzied hebben
- zij zullen geruzied hebben
Conditionalis I
- ik zou ruziën
- jij zou ruziën
- hij/zij/het zou ruziën
- wij zouden ruziën
- jullie zouden ruziën
- zij zouden ruziën
Conditionalis II
- ik zou hebben geruzied
- jij zou hebben geruzied
- hij/zij/het zou hebben geruzied
- wij zouden hebben geruzied
- jullie zouden hebben geruzied
- zij zouden hebben geruzied
Imperatief
- jij ruzie
- jullie ruziet