Vervoeging van samentreffen
Onbepaalde wijs (infinitief): samentreffen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik tref samen
- jij treft samen
- hij/zij/het treft samen
- wij treffen samen
- jullie treffen samen
- zij treffen samen
Onvoltooid verleden tijd
- ik trof samen
- jij trof samen
- hij/zij/het trof samen
- wij troffen samen
- jullie troffen samen
- zij troffen samen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb samengetroffen
- jij hebt samengetroffen
- hij/zij/het heeft samengetroffen
- wij hebben samengetroffen
- jullie hebben samengetroffen
- zij hebben samengetroffen
Voltooid verleden tijd
- ik had samengetroffen
- jij had samengetroffen
- hij/zij/het had samengetroffen
- wij hadden samengetroffen
- jullie hadden samengetroffen
- zij hadden samengetroffen
Toekomende tijd I
- ik zal samentreffen
- jij zult samentreffen
- hij/zij/het zal samentreffen
- wij zullen samentreffen
- jullie zullen samentreffen
- zij zullen samentreffen
Toekomende tijd II
- ik zal samengetroffen hebben
- jij zult samengetroffen hebben
- hij/zij/het zal samengetroffen hebben
- wij zullen samengetroffen hebben
- jullie zullen samengetroffen hebben
- zij zullen samengetroffen hebben
Conditionalis I
- ik zou samentreffen
- jij zou samentreffen
- hij/zij/het zou samentreffen
- wij zouden samentreffen
- jullie zouden samentreffen
- zij zouden samentreffen
Conditionalis II
- ik zou hebben samengetroffen
- jij zou hebben samengetroffen
- hij/zij/het zou hebben samengetroffen
- wij zouden hebben samengetroffen
- jullie zouden hebben samengetroffen
- zij zouden hebben samengetroffen
Imperatief
- jij tref samen
- jullie treft samen