Vervoeging van schoonbijten
Onbepaalde wijs (infinitief): schoonbijten
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bijt schoon
- jij bijt schoon
- hij/zij/het bijt schoon
- wij bijten schoon
- jullie bijten schoon
- zij bijten schoon
Onvoltooid verleden tijd
- ik beet schoon
- jij beet schoon
- hij/zij/het beet schoon
- wij beten schoon
- jullie beten schoon
- zij beten schoon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb schoongebeten
- jij hebt schoongebeten
- hij/zij/het heeft schoongebeten
- wij hebben schoongebeten
- jullie hebben schoongebeten
- zij hebben schoongebeten
Voltooid verleden tijd
- ik had schoongebeten
- jij had schoongebeten
- hij/zij/het had schoongebeten
- wij hadden schoongebeten
- jullie hadden schoongebeten
- zij hadden schoongebeten
Toekomende tijd I
- ik zal schoonbijten
- jij zult schoonbijten
- hij/zij/het zal schoonbijten
- wij zullen schoonbijten
- jullie zullen schoonbijten
- zij zullen schoonbijten
Toekomende tijd II
- ik zal schoongebeten hebben
- jij zult schoongebeten hebben
- hij/zij/het zal schoongebeten hebben
- wij zullen schoongebeten hebben
- jullie zullen schoongebeten hebben
- zij zullen schoongebeten hebben
Conditionalis I
- ik zou schoonbijten
- jij zou schoonbijten
- hij/zij/het zou schoonbijten
- wij zouden schoonbijten
- jullie zouden schoonbijten
- zij zouden schoonbijten
Conditionalis II
- ik zou hebben schoongebeten
- jij zou hebben schoongebeten
- hij/zij/het zou hebben schoongebeten
- wij zouden hebben schoongebeten
- jullie zouden hebben schoongebeten
- zij zouden hebben schoongebeten
Imperatief
- jij bijt schoon
- jullie bijt schoon