Vervoeging van tegenstreven

Onbepaalde wijs (infinitief): tegenstreven

Vertaling: trotzen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik streef tegen
  • jij streeft tegen
  • hij/zij/het streeft tegen
  • wij streven tegen
  • jullie streven tegen
  • zij streven tegen

Präsens Indikativ

  • ich trotze
  • du trotzt
  • er/sie/es trotzt
  • wir trotzen
  • ihr trotzt
  • sie trotzen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik streefde tegen
  • jij streefde tegen
  • hij/zij/het streefde tegen
  • wij streefden tegen
  • jullie streefden tegen
  • zij streefden tegen

Präteritum Indikativ

  • ich trotzte
  • du trotztest
  • er/sie/es trotzte
  • wir trotzten
  • ihr trotztet
  • sie trotzten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb tegengestreefd
  • jij hebt tegengestreefd
  • hij/zij/het heeft tegengestreefd
  • wij hebben tegengestreefd
  • jullie hebben tegengestreefd
  • zij hebben tegengestreefd

Perfekt Indikativ

  • ich habe getrotzt
  • du hast getrotzt
  • er/sie/es hat getrotzt
  • wir haben getrotzt
  • ihr habt getrotzt
  • sie haben getrotzt

Voltooid verleden tijd

  • ik had tegengestreefd
  • jij had tegengestreefd
  • hij/zij/het had tegengestreefd
  • wij hadden tegengestreefd
  • jullie hadden tegengestreefd
  • zij hadden tegengestreefd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte getrotzt
  • du hattest getrotzt
  • er/sie/es hatte getrotzt
  • wir hatten getrotzt
  • ihr hattet getrotzt
  • sie hatten getrotzt

Toekomende tijd I

  • ik zal tegenstreven
  • jij zult tegenstreven
  • hij/zij/het zal tegenstreven
  • wij zullen tegenstreven
  • jullie zullen tegenstreven
  • zij zullen tegenstreven

Futur I Indikativ

  • ich werde trotzen
  • du wirst trotzen
  • er/sie/es wird trotzen
  • wir werden trotzen
  • ihr werdet trotzen
  • sie werden trotzen

Toekomende tijd II

  • ik zal tegengestreefd hebben
  • jij zult tegengestreefd hebben
  • hij/zij/het zal tegengestreefd hebben
  • wij zullen tegengestreefd hebben
  • jullie zullen tegengestreefd hebben
  • zij zullen tegengestreefd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde getrotzt haben
  • du wirst getrotzt haben
  • er/sie/es wird getrotzt haben
  • wir werden getrotzt haben
  • ihr werdet getrotzt haben
  • sie werden getrotzt haben

Conditionalis I

  • ik zou tegenstreven
  • jij zou tegenstreven
  • hij/zij/het zou tegenstreven
  • wij zouden tegenstreven
  • jullie zouden tegenstreven
  • zij zouden tegenstreven

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde trotzen
  • du würdest trotzen
  • er/sie/es würde trotzen
  • wir würden trotzen
  • ihr würdet trotzen
  • sie würden trotzen

Conditionalis II

  • ik zou hebben tegengestreefd
  • jij zou hebben tegengestreefd
  • hij/zij/het zou hebben tegengestreefd
  • wij zouden hebben tegengestreefd
  • jullie zouden hebben tegengestreefd
  • zij zouden hebben tegengestreefd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde getrotzt haben
  • du würdest getrotzt haben
  • er/sie/es würde getrotzt haben
  • wir würden getrotzt haben
  • ihr würdet getrotzt haben
  • sie würden getrotzt haben

Imperatief

  • jij streef tegen
  • jullie streeft tegen

Imperativ

  • du trotz(e)
  • ihr trotzt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van tegenstreven