Vervoeging van terrasseren
Onbepaalde wijs (infinitief): terrasseren
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik terrasseer
- jij terrasseert
- hij/zij/het terrasseert
- wij terrasseren
- jullie terrasseren
- zij terrasseren
Onvoltooid verleden tijd
- ik terrasseerde
- jij terrasseerde
- hij/zij/het terrasseerde
- wij terrasseerden
- jullie terrasseerden
- zij terrasseerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geterrasseerd
- jij hebt geterrasseerd
- hij/zij/het heeft geterrasseerd
- wij hebben geterrasseerd
- jullie hebben geterrasseerd
- zij hebben geterrasseerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geterrasseerd
- jij had geterrasseerd
- hij/zij/het had geterrasseerd
- wij hadden geterrasseerd
- jullie hadden geterrasseerd
- zij hadden geterrasseerd
Toekomende tijd I
- ik zal terrasseren
- jij zult terrasseren
- hij/zij/het zal terrasseren
- wij zullen terrasseren
- jullie zullen terrasseren
- zij zullen terrasseren
Toekomende tijd II
- ik zal geterrasseerd hebben
- jij zult geterrasseerd hebben
- hij/zij/het zal geterrasseerd hebben
- wij zullen geterrasseerd hebben
- jullie zullen geterrasseerd hebben
- zij zullen geterrasseerd hebben
Conditionalis I
- ik zou terrasseren
- jij zou terrasseren
- hij/zij/het zou terrasseren
- wij zouden terrasseren
- jullie zouden terrasseren
- zij zouden terrasseren
Conditionalis II
- ik zou hebben geterrasseerd
- jij zou hebben geterrasseerd
- hij/zij/het zou hebben geterrasseerd
- wij zouden hebben geterrasseerd
- jullie zouden hebben geterrasseerd
- zij zouden hebben geterrasseerd
Imperatief
- jij terrasseer
- jullie terrasseert