Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik geef toe
  • jij geeft toe
  • hij/zij/het geeft toe
  • wij geven toe
  • jullie geven toe
  • zij geven toe

Präsens Indikativ

  • ich erkenne an
  • du erkennst an
  • er/sie/es erkennt an
  • wir erkennen an
  • ihr erkennt an
  • sie erkennen an

Onvoltooid verleden tijd

  • ik gaf toe
  • jij gaf toe
  • hij/zij/het gaf toe
  • wij gaven toe
  • jullie gaven toe
  • zij gaven toe

Präteritum Indikativ

  • ich erkannte an
  • du erkanntest an
  • er/sie/es erkannte an
  • wir erkannten an
  • ihr erkanntet an
  • sie erkannten an

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb toegegeven
  • jij hebt toegegeven
  • hij/zij/het heeft toegegeven
  • wij hebben toegegeven
  • jullie hebben toegegeven
  • zij hebben toegegeven

Perfekt Indikativ

  • ich habe anerkannt
  • du hast anerkannt
  • er/sie/es hat anerkannt
  • wir haben anerkannt
  • ihr habt anerkannt
  • sie haben anerkannt

Voltooid verleden tijd

  • ik had toegegeven
  • jij had toegegeven
  • hij/zij/het had toegegeven
  • wij hadden toegegeven
  • jullie hadden toegegeven
  • zij hadden toegegeven

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte anerkannt
  • du hattest anerkannt
  • er/sie/es hatte anerkannt
  • wir hatten anerkannt
  • ihr hattet anerkannt
  • sie hatten anerkannt

Toekomende tijd I

  • ik zal toegeven
  • jij zult toegeven
  • hij/zij/het zal toegeven
  • wij zullen toegeven
  • jullie zullen toegeven
  • zij zullen toegeven

Futur I Indikativ

  • ich werde anerkennen
  • du wirst anerkennen
  • er/sie/es wird anerkennen
  • wir werden anerkennen
  • ihr werdet anerkennen
  • sie werden anerkennen

Toekomende tijd II

  • ik zal toegegeven hebben
  • jij zult toegegeven hebben
  • hij/zij/het zal toegegeven hebben
  • wij zullen toegegeven hebben
  • jullie zullen toegegeven hebben
  • zij zullen toegegeven hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde anerkannt haben
  • du wirst anerkannt haben
  • er/sie/es wird anerkannt haben
  • wir werden anerkannt haben
  • ihr werdet anerkannt haben
  • sie werden anerkannt haben

Conditionalis I

  • ik zou toegeven
  • jij zou toegeven
  • hij/zij/het zou toegeven
  • wij zouden toegeven
  • jullie zouden toegeven
  • zij zouden toegeven

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde anerkennen
  • du würdest anerkennen
  • er/sie/es würde anerkennen
  • wir würden anerkennen
  • ihr würdet anerkennen
  • sie würden anerkennen

Conditionalis II

  • ik zou hebben toegegeven
  • jij zou hebben toegegeven
  • hij/zij/het zou hebben toegegeven
  • wij zouden hebben toegegeven
  • jullie zouden hebben toegegeven
  • zij zouden hebben toegegeven

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde anerkannt haben
  • du würdest anerkannt haben
  • er/sie/es würde anerkannt haben
  • wir würden anerkannt haben
  • ihr würdet anerkannt haben
  • sie würden anerkannt haben

Imperatief

  • jij geef toe
  • jullie geeft toe

Imperativ

  • du erkenne an
  • ihr erkennt an

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van toegeven