Vervoeging van uitkauwen
Onbepaalde wijs (infinitief): uitkauwen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kauw uit
- jij kauwt uit
- hij/zij/het kauwt uit
- wij kauwen uit
- jullie kauwen uit
- zij kauwen uit
Onvoltooid verleden tijd
- ik kauwde uit
- jij kauwde uit
- hij/zij/het kauwde uit
- wij kauwden uit
- jullie kauwden uit
- zij kauwden uit
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgekauwd
- jij hebt uitgekauwd
- hij/zij/het heeft uitgekauwd
- wij hebben uitgekauwd
- jullie hebben uitgekauwd
- zij hebben uitgekauwd
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgekauwd
- jij had uitgekauwd
- hij/zij/het had uitgekauwd
- wij hadden uitgekauwd
- jullie hadden uitgekauwd
- zij hadden uitgekauwd
Toekomende tijd I
- ik zal uitkauwen
- jij zult uitkauwen
- hij/zij/het zal uitkauwen
- wij zullen uitkauwen
- jullie zullen uitkauwen
- zij zullen uitkauwen
Toekomende tijd II
- ik zal uitgekauwd hebben
- jij zult uitgekauwd hebben
- hij/zij/het zal uitgekauwd hebben
- wij zullen uitgekauwd hebben
- jullie zullen uitgekauwd hebben
- zij zullen uitgekauwd hebben
Conditionalis I
- ik zou uitkauwen
- jij zou uitkauwen
- hij/zij/het zou uitkauwen
- wij zouden uitkauwen
- jullie zouden uitkauwen
- zij zouden uitkauwen
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgekauwd
- jij zou hebben uitgekauwd
- hij/zij/het zou hebben uitgekauwd
- wij zouden hebben uitgekauwd
- jullie zouden hebben uitgekauwd
- zij zouden hebben uitgekauwd
Imperatief
- jij kauw uit
- jullie kauwt uit