Vervoeging van verhonderdvoudigen
Onbepaalde wijs (infinitief): verhonderdvoudigen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verhonderdvoudig
- jij verhonderdvoudigt
- hij/zij/het verhonderdvoudigt
- wij verhonderdvoudigen
- jullie verhonderdvoudigen
- zij verhonderdvoudigen
Präsens Indikativ
- ich verhundertfache
- du verhundertfachst
- er/sie/es verhundertfacht
- wir verhundertfachen
- ihr verhundertfacht
- sie verhundertfachen
Onvoltooid verleden tijd
- ik verhonderdvoudigde
- jij verhonderdvoudigde
- hij/zij/het verhonderdvoudigde
- wij verhonderdvoudigden
- jullie verhonderdvoudigden
- zij verhonderdvoudigden
Präteritum Indikativ
- ich verhundertfachte
- du verhundertfachtest
- er/sie/es verhundertfachte
- wir verhundertfachten
- ihr verhundertfachtet
- sie verhundertfachten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verhonderdvoudigd
- jij hebt verhonderdvoudigd
- hij/zij/het heeft verhonderdvoudigd
- wij hebben verhonderdvoudigd
- jullie hebben verhonderdvoudigd
- zij hebben verhonderdvoudigd
Perfekt Indikativ
- ich habe verhundertfacht
- du hast verhundertfacht
- er/sie/es hat verhundertfacht
- wir haben verhundertfacht
- ihr habt verhundertfacht
- sie haben verhundertfacht
Voltooid verleden tijd
- ik had verhonderdvoudigd
- jij had verhonderdvoudigd
- hij/zij/het had verhonderdvoudigd
- wij hadden verhonderdvoudigd
- jullie hadden verhonderdvoudigd
- zij hadden verhonderdvoudigd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte verhundertfacht
- du hattest verhundertfacht
- er/sie/es hatte verhundertfacht
- wir hatten verhundertfacht
- ihr hattet verhundertfacht
- sie hatten verhundertfacht
Toekomende tijd I
- ik zal verhonderdvoudigen
- jij zult verhonderdvoudigen
- hij/zij/het zal verhonderdvoudigen
- wij zullen verhonderdvoudigen
- jullie zullen verhonderdvoudigen
- zij zullen verhonderdvoudigen
Futur I Indikativ
- ich werde verhundertfachen
- du wirst verhundertfachen
- er/sie/es wird verhundertfachen
- wir werden verhundertfachen
- ihr werdet verhundertfachen
- sie werden verhundertfachen
Toekomende tijd II
- ik zal verhonderdvoudigd hebben
- jij zult verhonderdvoudigd hebben
- hij/zij/het zal verhonderdvoudigd hebben
- wij zullen verhonderdvoudigd hebben
- jullie zullen verhonderdvoudigd hebben
- zij zullen verhonderdvoudigd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde verhundertfacht haben
- du wirst verhundertfacht haben
- er/sie/es wird verhundertfacht haben
- wir werden verhundertfacht haben
- ihr werdet verhundertfacht haben
- sie werden verhundertfacht haben
Conditionalis I
- ik zou verhonderdvoudigen
- jij zou verhonderdvoudigen
- hij/zij/het zou verhonderdvoudigen
- wij zouden verhonderdvoudigen
- jullie zouden verhonderdvoudigen
- zij zouden verhonderdvoudigen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde verhundertfachen
- du würdest verhundertfachen
- er/sie/es würde verhundertfachen
- wir würden verhundertfachen
- ihr würdet verhundertfachen
- sie würden verhundertfachen
Conditionalis II
- ik zou hebben verhonderdvoudigd
- jij zou hebben verhonderdvoudigd
- hij/zij/het zou hebben verhonderdvoudigd
- wij zouden hebben verhonderdvoudigd
- jullie zouden hebben verhonderdvoudigd
- zij zouden hebben verhonderdvoudigd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde verhundertfacht haben
- du würdest verhundertfacht haben
- er/sie/es würde verhundertfacht haben
- wir würden verhundertfacht haben
- ihr würdet verhundertfacht haben
- sie würden verhundertfacht haben
Imperatief
- jij verhonderdvoudig
- jullie verhonderdvoudigt
Imperativ
- du verhundertfach(e)
- ihr verhundertfacht