Vervoeging van veronachtzamen

Onbepaalde wijs (infinitief): veronachtzamen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik veronachtzaam
  • jij veronachtzaamt
  • hij/zij/het veronachtzaamt
  • wij veronachtzamen
  • jullie veronachtzamen
  • zij veronachtzamen

Präsens Indikativ

  • ich missachte
  • du missachtest
  • er/sie/es missachtet
  • wir missachten
  • ihr missachtet
  • sie missachten

Onvoltooid verleden tijd

  • ik veronachtzaamde
  • jij veronachtzaamde
  • hij/zij/het veronachtzaamde
  • wij veronachtzaamden
  • jullie veronachtzaamden
  • zij veronachtzaamden

Präteritum Indikativ

  • ich missachtete
  • du missachtetest
  • er/sie/es missachtete
  • wir missachteten
  • ihr missachtetet
  • sie missachteten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb veronachtzaamd
  • jij hebt veronachtzaamd
  • hij/zij/het heeft veronachtzaamd
  • wij hebben veronachtzaamd
  • jullie hebben veronachtzaamd
  • zij hebben veronachtzaamd

Perfekt Indikativ

  • ich habe missachtet
  • du hast missachtet
  • er/sie/es hat missachtet
  • wir haben missachtet
  • ihr habt missachtet
  • sie haben missachtet

Voltooid verleden tijd

  • ik had veronachtzaamd
  • jij had veronachtzaamd
  • hij/zij/het had veronachtzaamd
  • wij hadden veronachtzaamd
  • jullie hadden veronachtzaamd
  • zij hadden veronachtzaamd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte missachtet
  • du hattest missachtet
  • er/sie/es hatte missachtet
  • wir hatten missachtet
  • ihr hattet missachtet
  • sie hatten missachtet

Toekomende tijd I

  • ik zal veronachtzamen
  • jij zult veronachtzamen
  • hij/zij/het zal veronachtzamen
  • wij zullen veronachtzamen
  • jullie zullen veronachtzamen
  • zij zullen veronachtzamen

Futur I Indikativ

  • ich werde missachten
  • du wirst missachten
  • er/sie/es wird missachten
  • wir werden missachten
  • ihr werdet missachten
  • sie werden missachten

Toekomende tijd II

  • ik zal veronachtzaamd hebben
  • jij zult veronachtzaamd hebben
  • hij/zij/het zal veronachtzaamd hebben
  • wij zullen veronachtzaamd hebben
  • jullie zullen veronachtzaamd hebben
  • zij zullen veronachtzaamd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde missachtet haben
  • du wirst missachtet haben
  • er/sie/es wird missachtet haben
  • wir werden missachtet haben
  • ihr werdet missachtet haben
  • sie werden missachtet haben

Conditionalis I

  • ik zou veronachtzamen
  • jij zou veronachtzamen
  • hij/zij/het zou veronachtzamen
  • wij zouden veronachtzamen
  • jullie zouden veronachtzamen
  • zij zouden veronachtzamen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde missachten
  • du würdest missachten
  • er/sie/es würde missachten
  • wir würden missachten
  • ihr würdet missachten
  • sie würden missachten

Conditionalis II

  • ik zou hebben veronachtzaamd
  • jij zou hebben veronachtzaamd
  • hij/zij/het zou hebben veronachtzaamd
  • wij zouden hebben veronachtzaamd
  • jullie zouden hebben veronachtzaamd
  • zij zouden hebben veronachtzaamd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde missachtet haben
  • du würdest missachtet haben
  • er/sie/es würde missachtet haben
  • wir würden missachtet haben
  • ihr würdet missachtet haben
  • sie würden missachtet haben

Imperatief

  • jij veronachtzaam
  • jullie veronachtzaamt

Imperativ

  • du missachte
  • ihr missachtet

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van veronachtzamen