Vervoeging van verrijken

Vertaling: bereichern

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verrijk
  • jij verrijkt
  • hij/zij/het verrijkt
  • wij verrijken
  • jullie verrijken
  • zij verrijken

Präsens Indikativ

  • ich bereich(e)re
  • du bereicherst
  • er/sie/es bereichert
  • wir bereichern
  • ihr bereichert
  • sie bereichern

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verrijkte
  • jij verrijkte
  • hij/zij/het verrijkte
  • wij verrijkten
  • jullie verrijkten
  • zij verrijkten

Präteritum Indikativ

  • ich bereicherte
  • du bereichertest
  • er/sie/es bereicherte
  • wir bereicherten
  • ihr bereichertet
  • sie bereicherten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verrijkt
  • jij hebt verrijkt
  • hij/zij/het heeft verrijkt
  • wij hebben verrijkt
  • jullie hebben verrijkt
  • zij hebben verrijkt

Perfekt Indikativ

  • ich habe bereichert
  • du hast bereichert
  • er/sie/es hat bereichert
  • wir haben bereichert
  • ihr habt bereichert
  • sie haben bereichert

Voltooid verleden tijd

  • ik had verrijkt
  • jij had verrijkt
  • hij/zij/het had verrijkt
  • wij hadden verrijkt
  • jullie hadden verrijkt
  • zij hadden verrijkt

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte bereichert
  • du hattest bereichert
  • er/sie/es hatte bereichert
  • wir hatten bereichert
  • ihr hattet bereichert
  • sie hatten bereichert

Toekomende tijd I

  • ik zal verrijken
  • jij zult verrijken
  • hij/zij/het zal verrijken
  • wij zullen verrijken
  • jullie zullen verrijken
  • zij zullen verrijken

Futur I Indikativ

  • ich werde bereichern
  • du wirst bereichern
  • er/sie/es wird bereichern
  • wir werden bereichern
  • ihr werdet bereichern
  • sie werden bereichern

Toekomende tijd II

  • ik zal verrijkt hebben
  • jij zult verrijkt hebben
  • hij/zij/het zal verrijkt hebben
  • wij zullen verrijkt hebben
  • jullie zullen verrijkt hebben
  • zij zullen verrijkt hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde bereichert haben
  • du wirst bereichert haben
  • er/sie/es wird bereichert haben
  • wir werden bereichert haben
  • ihr werdet bereichert haben
  • sie werden bereichert haben

Conditionalis I

  • ik zou verrijken
  • jij zou verrijken
  • hij/zij/het zou verrijken
  • wij zouden verrijken
  • jullie zouden verrijken
  • zij zouden verrijken

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde bereichern
  • du würdest bereichern
  • er/sie/es würde bereichern
  • wir würden bereichern
  • ihr würdet bereichern
  • sie würden bereichern

Conditionalis II

  • ik zou hebben verrijkt
  • jij zou hebben verrijkt
  • hij/zij/het zou hebben verrijkt
  • wij zouden hebben verrijkt
  • jullie zouden hebben verrijkt
  • zij zouden hebben verrijkt

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde bereichert haben
  • du würdest bereichert haben
  • er/sie/es würde bereichert haben
  • wir würden bereichert haben
  • ihr würdet bereichert haben
  • sie würden bereichert haben

Imperatief

  • jij verrijk
  • jullie verrijkt

Imperativ

  • du bereich(e)re
  • ihr bereichert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verrijken