Vervoeging van vertienvoudigen
Onbepaalde wijs (infinitief): vertienvoudigen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vertienvoudig
- jij vertienvoudigt
- hij/zij/het vertienvoudigt
- wij vertienvoudigen
- jullie vertienvoudigen
- zij vertienvoudigen
Präsens Indikativ
- ich verzehnfache
- du verzehnfachst
- er/sie/es verzehnfacht
- wir verzehnfachen
- ihr verzehnfacht
- sie verzehnfachen
Onvoltooid verleden tijd
- ik vertienvoudigde
- jij vertienvoudigde
- hij/zij/het vertienvoudigde
- wij vertienvoudigden
- jullie vertienvoudigden
- zij vertienvoudigden
Präteritum Indikativ
- ich verzehnfachte
- du verzehnfachtest
- er/sie/es verzehnfachte
- wir verzehnfachten
- ihr verzehnfachtet
- sie verzehnfachten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vertienvoudigd
- jij hebt vertienvoudigd
- hij/zij/het heeft vertienvoudigd
- wij hebben vertienvoudigd
- jullie hebben vertienvoudigd
- zij hebben vertienvoudigd
Perfekt Indikativ
- ich habe verzehnfacht
- du hast verzehnfacht
- er/sie/es hat verzehnfacht
- wir haben verzehnfacht
- ihr habt verzehnfacht
- sie haben verzehnfacht
Voltooid verleden tijd
- ik had vertienvoudigd
- jij had vertienvoudigd
- hij/zij/het had vertienvoudigd
- wij hadden vertienvoudigd
- jullie hadden vertienvoudigd
- zij hadden vertienvoudigd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte verzehnfacht
- du hattest verzehnfacht
- er/sie/es hatte verzehnfacht
- wir hatten verzehnfacht
- ihr hattet verzehnfacht
- sie hatten verzehnfacht
Toekomende tijd I
- ik zal vertienvoudigen
- jij zult vertienvoudigen
- hij/zij/het zal vertienvoudigen
- wij zullen vertienvoudigen
- jullie zullen vertienvoudigen
- zij zullen vertienvoudigen
Futur I Indikativ
- ich werde verzehnfachen
- du wirst verzehnfachen
- er/sie/es wird verzehnfachen
- wir werden verzehnfachen
- ihr werdet verzehnfachen
- sie werden verzehnfachen
Toekomende tijd II
- ik zal vertienvoudigd hebben
- jij zult vertienvoudigd hebben
- hij/zij/het zal vertienvoudigd hebben
- wij zullen vertienvoudigd hebben
- jullie zullen vertienvoudigd hebben
- zij zullen vertienvoudigd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde verzehnfacht haben
- du wirst verzehnfacht haben
- er/sie/es wird verzehnfacht haben
- wir werden verzehnfacht haben
- ihr werdet verzehnfacht haben
- sie werden verzehnfacht haben
Conditionalis I
- ik zou vertienvoudigen
- jij zou vertienvoudigen
- hij/zij/het zou vertienvoudigen
- wij zouden vertienvoudigen
- jullie zouden vertienvoudigen
- zij zouden vertienvoudigen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde verzehnfachen
- du würdest verzehnfachen
- er/sie/es würde verzehnfachen
- wir würden verzehnfachen
- ihr würdet verzehnfachen
- sie würden verzehnfachen
Conditionalis II
- ik zou hebben vertienvoudigd
- jij zou hebben vertienvoudigd
- hij/zij/het zou hebben vertienvoudigd
- wij zouden hebben vertienvoudigd
- jullie zouden hebben vertienvoudigd
- zij zouden hebben vertienvoudigd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde verzehnfacht haben
- du würdest verzehnfacht haben
- er/sie/es würde verzehnfacht haben
- wir würden verzehnfacht haben
- ihr würdet verzehnfacht haben
- sie würden verzehnfacht haben
Imperatief
- jij vertienvoudig
- jullie vertienvoudigt
Imperativ
- du verzehnfach(e)
- ihr verzehnfacht