Vervoeging van vervreemden
Onbepaalde wijs (infinitief): vervreemden
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vervreemd
- jij vervreemdt
- hij/zij/het vervreemdt
- wij vervreemden
- jullie vervreemden
- zij vervreemden
Präsens Indikativ
- ich veräuß(e)re
- du veräußerst
- er/sie/es veräußert
- wir veräußern
- ihr veräußert
- sie veräußern
Onvoltooid verleden tijd
- ik vervreemdde
- jij vervreemdde
- hij/zij/het vervreemdde
- wij vervreemdden
- jullie vervreemdden
- zij vervreemdden
Präteritum Indikativ
- ich veräußerte
- du veräußertest
- er/sie/es veräußerte
- wir veräußerten
- ihr veräußertet
- sie veräußerten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vervreemd
- jij hebt vervreemd
- hij/zij/het heeft vervreemd
- wij hebben vervreemd
- jullie hebben vervreemd
- zij hebben vervreemd
Perfekt Indikativ
- ich habe veräußert
- du hast veräußert
- er/sie/es hat veräußert
- wir haben veräußert
- ihr habt veräußert
- sie haben veräußert
Voltooid verleden tijd
- ik had vervreemd
- jij had vervreemd
- hij/zij/het had vervreemd
- wij hadden vervreemd
- jullie hadden vervreemd
- zij hadden vervreemd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte veräußert
- du hattest veräußert
- er/sie/es hatte veräußert
- wir hatten veräußert
- ihr hattet veräußert
- sie hatten veräußert
Toekomende tijd I
- ik zal vervreemden
- jij zult vervreemden
- hij/zij/het zal vervreemden
- wij zullen vervreemden
- jullie zullen vervreemden
- zij zullen vervreemden
Futur I Indikativ
- ich werde veräußern
- du wirst veräußern
- er/sie/es wird veräußern
- wir werden veräußern
- ihr werdet veräußern
- sie werden veräußern
Toekomende tijd II
- ik zal vervreemd hebben
- jij zult vervreemd hebben
- hij/zij/het zal vervreemd hebben
- wij zullen vervreemd hebben
- jullie zullen vervreemd hebben
- zij zullen vervreemd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde veräußert haben
- du wirst veräußert haben
- er/sie/es wird veräußert haben
- wir werden veräußert haben
- ihr werdet veräußert haben
- sie werden veräußert haben
Conditionalis I
- ik zou vervreemden
- jij zou vervreemden
- hij/zij/het zou vervreemden
- wij zouden vervreemden
- jullie zouden vervreemden
- zij zouden vervreemden
Futur I Konjunktiv II
- ich würde veräußern
- du würdest veräußern
- er/sie/es würde veräußern
- wir würden veräußern
- ihr würdet veräußern
- sie würden veräußern
Conditionalis II
- ik zou hebben vervreemd
- jij zou hebben vervreemd
- hij/zij/het zou hebben vervreemd
- wij zouden hebben vervreemd
- jullie zouden hebben vervreemd
- zij zouden hebben vervreemd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde veräußert haben
- du würdest veräußert haben
- er/sie/es würde veräußert haben
- wir würden veräußert haben
- ihr würdet veräußert haben
- sie würden veräußert haben
Imperatief
- jij vervreemd
- jullie vervreemdt
Imperativ
- du veräuß(e)re
- ihr veräußert