Vervoeging van verwekken
Onbepaalde wijs (infinitief): verwekken
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verwek
- jij verwekt
- hij/zij/het verwekt
- wij verwekken
- jullie verwekken
- zij verwekken
Präsens Indikativ
- ich zeuge
- du zeugst
- er/sie/es zeugt
- wir zeugen
- ihr zeugt
- sie zeugen
Onvoltooid verleden tijd
- ik verwekte
- jij verwekte
- hij/zij/het verwekte
- wij verwekten
- jullie verwekten
- zij verwekten
Präteritum Indikativ
- ich zeugte
- du zeugtest
- er/sie/es zeugte
- wir zeugten
- ihr zeugtet
- sie zeugten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verwekt
- jij hebt verwekt
- hij/zij/het heeft verwekt
- wij hebben verwekt
- jullie hebben verwekt
- zij hebben verwekt
Perfekt Indikativ
- ich habe gezeugt
- du hast gezeugt
- er/sie/es hat gezeugt
- wir haben gezeugt
- ihr habt gezeugt
- sie haben gezeugt
Voltooid verleden tijd
- ik had verwekt
- jij had verwekt
- hij/zij/het had verwekt
- wij hadden verwekt
- jullie hadden verwekt
- zij hadden verwekt
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte gezeugt
- du hattest gezeugt
- er/sie/es hatte gezeugt
- wir hatten gezeugt
- ihr hattet gezeugt
- sie hatten gezeugt
Toekomende tijd I
- ik zal verwekken
- jij zult verwekken
- hij/zij/het zal verwekken
- wij zullen verwekken
- jullie zullen verwekken
- zij zullen verwekken
Futur I Indikativ
- ich werde zeugen
- du wirst zeugen
- er/sie/es wird zeugen
- wir werden zeugen
- ihr werdet zeugen
- sie werden zeugen
Toekomende tijd II
- ik zal verwekt hebben
- jij zult verwekt hebben
- hij/zij/het zal verwekt hebben
- wij zullen verwekt hebben
- jullie zullen verwekt hebben
- zij zullen verwekt hebben
Futur II Indikativ
- ich werde gezeugt haben
- du wirst gezeugt haben
- er/sie/es wird gezeugt haben
- wir werden gezeugt haben
- ihr werdet gezeugt haben
- sie werden gezeugt haben
Conditionalis I
- ik zou verwekken
- jij zou verwekken
- hij/zij/het zou verwekken
- wij zouden verwekken
- jullie zouden verwekken
- zij zouden verwekken
Futur I Konjunktiv II
- ich würde zeugen
- du würdest zeugen
- er/sie/es würde zeugen
- wir würden zeugen
- ihr würdet zeugen
- sie würden zeugen
Conditionalis II
- ik zou hebben verwekt
- jij zou hebben verwekt
- hij/zij/het zou hebben verwekt
- wij zouden hebben verwekt
- jullie zouden hebben verwekt
- zij zouden hebben verwekt
Futur II Konjunktiv II
- ich würde gezeugt haben
- du würdest gezeugt haben
- er/sie/es würde gezeugt haben
- wir würden gezeugt haben
- ihr würdet gezeugt haben
- sie würden gezeugt haben
Imperatief
- jij verwek
- jullie verwekt
Imperativ
- du zeug(e)
- ihr zeugt