Vervoeging van vibreren

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het vibreert
  • zij vibreren

Präsens Indikativ

  • er/sie/es schwirrt
  • sie schwirren

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het vibreerde
  • zij vibreerden

Präteritum Indikativ

  • er/sie/es schwirrte
  • sie schwirrten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gevibreerd
  • zij hebben gevibreerd

Perfekt Indikativ

  • er/sie/es hat geschwirrt
  • sie haben geschwirrt

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gevibreerd
  • zij hadden gevibreerd

Plusquamperfekt Indikativ

  • er/sie/es hatte geschwirrt
  • sie hatten geschwirrt

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal vibreren
  • zij zullen vibreren

Futur I Indikativ

  • er/sie/es wird schwirren
  • sie werden schwirren

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gevibreerd hebben
  • zij zullen gevibreerd hebben

Futur II Indikativ

  • er/sie/es wird geschwirrt haben
  • sie werden geschwirrt haben

Conditionalis I

  • hij/zij/het zou vibreren
  • zij zouden vibreren

Futur I Konjunktiv II

  • er/sie/es würde schwirren
  • sie würden schwirren

Conditionalis II

  • hij/zij/het zou hebben gevibreerd
  • zij zouden hebben gevibreerd

Futur II Konjunktiv II

  • er/sie/es würde geschwirrt haben
  • sie würden geschwirrt haben

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van vibreren