Vervoeging van vlieten
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het vliet
- zij vlieten
Präsens Indikativ
- er/sie/es rinnt
- sie rinnen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het vloot
- zij vloten
Präteritum Indikativ
- er/sie/es rann
- sie rannen
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is gevloten
- zij zijn gevloten
Perfekt Indikativ
- er/sie/es ist geronnen
- sie sind geronnen
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was gevloten
- zij waren gevloten
Plusquamperfekt Indikativ
- er/sie/es war geronnen
- sie waren geronnen
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal vlieten
- zij zult vlieten
Futur I Indikativ
- er/sie/es wird rinnen
- sie werden rinnen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gevloten zijn
- zij zult gevloten zijn
Futur II Indikativ
- er/sie/es wird geronnen sein
- sie werden geronnen sein
Conditionalis I
- hij/zij/het zal vlieten
- zij zullen vlieten
Futur I Konjunktiv II
- er/sie/es würde rinnen
- sie würden rinnen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn gevloten
- zij zullen zijn gevloten
Futur II Konjunktiv II
- er/sie/es würde geronnen sein
- sie würden geronnen sein