Vervoeging van voeden
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik voed
- jij voedt
- hij/zij/het voedt
- wij voeden
- jullie voeden
- zij voeden
Präsens Indikativ
- ich beköstige
- du beköstigst
- er/sie/es beköstigt
- wir beköstigen
- ihr beköstigt
- sie beköstigen
Onvoltooid verleden tijd
- ik voedde
- jij voedde
- hij/zij/het voedde
- wij voedden
- jullie voedden
- zij voedden
Präteritum Indikativ
- ich beköstigte
- du beköstigtest
- er/sie/es beköstigte
- wir beköstigten
- ihr beköstigtet
- sie beköstigten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gevoed
- jij hebt gevoed
- hij/zij/het heeft gevoed
- wij hebben gevoed
- jullie hebben gevoed
- zij hebben gevoed
Perfekt Indikativ
- ich habe beköstigt
- du hast beköstigt
- er/sie/es hat beköstigt
- wir haben beköstigt
- ihr habt beköstigt
- sie haben beköstigt
Voltooid verleden tijd
- ik had gevoed
- jij had gevoed
- hij/zij/het had gevoed
- wij hadden gevoed
- jullie hadden gevoed
- zij hadden gevoed
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte beköstigt
- du hattest beköstigt
- er/sie/es hatte beköstigt
- wir hatten beköstigt
- ihr hattet beköstigt
- sie hatten beköstigt
Toekomende tijd I
- ik zal voeden
- jij zult voeden
- hij/zij/het zal voeden
- wij zullen voeden
- jullie zullen voeden
- zij zullen voeden
Futur I Indikativ
- ich werde beköstigen
- du wirst beköstigen
- er/sie/es wird beköstigen
- wir werden beköstigen
- ihr werdet beköstigen
- sie werden beköstigen
Toekomende tijd II
- ik zal gevoed hebben
- jij zult gevoed hebben
- hij/zij/het zal gevoed hebben
- wij zullen gevoed hebben
- jullie zullen gevoed hebben
- zij zullen gevoed hebben
Futur II Indikativ
- ich werde beköstigt haben
- du wirst beköstigt haben
- er/sie/es wird beköstigt haben
- wir werden beköstigt haben
- ihr werdet beköstigt haben
- sie werden beköstigt haben
Conditionalis I
- ik zou voeden
- jij zou voeden
- hij/zij/het zou voeden
- wij zouden voeden
- jullie zouden voeden
- zij zouden voeden
Futur I Konjunktiv II
- ich würde beköstigen
- du würdest beköstigen
- er/sie/es würde beköstigen
- wir würden beköstigen
- ihr würdet beköstigen
- sie würden beköstigen
Conditionalis II
- ik zou hebben gevoed
- jij zou hebben gevoed
- hij/zij/het zou hebben gevoed
- wij zouden hebben gevoed
- jullie zouden hebben gevoed
- zij zouden hebben gevoed
Futur II Konjunktiv II
- ich würde beköstigt haben
- du würdest beköstigt haben
- er/sie/es würde beköstigt haben
- wir würden beköstigt haben
- ihr würdet beköstigt haben
- sie würden beköstigt haben
Imperatief
- jij voed
- jullie voedt
Imperativ
- du beköstig(e)
- ihr beköstigt