Vervoeging van waarmerken
Onbepaalde wijs (infinitief): waarmerken
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik waarmerk
- jij waarmerkt
- hij/zij/het waarmerkt
- wij waarmerken
- jullie waarmerken
- zij waarmerken
Präsens Indikativ
- ich authentisiere
- du authentisierst
- er/sie/es authentisiert
- wir authentisieren
- ihr authentisiert
- sie authentisieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik waarmerkte
- jij waarmerkte
- hij/zij/het waarmerkte
- wij waarmerkten
- jullie waarmerkten
- zij waarmerkten
Präteritum Indikativ
- ich authentisierte
- du authentisiertest
- er/sie/es authentisierte
- wir authentisierten
- ihr authentisiertet
- sie authentisierten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewaarmerkt
- jij hebt gewaarmerkt
- hij/zij/het heeft gewaarmerkt
- wij hebben gewaarmerkt
- jullie hebben gewaarmerkt
- zij hebben gewaarmerkt
Perfekt Indikativ
- ich habe authentisiert
- du hast authentisiert
- er/sie/es hat authentisiert
- wir haben authentisiert
- ihr habt authentisiert
- sie haben authentisiert
Voltooid verleden tijd
- ik had gewaarmerkt
- jij had gewaarmerkt
- hij/zij/het had gewaarmerkt
- wij hadden gewaarmerkt
- jullie hadden gewaarmerkt
- zij hadden gewaarmerkt
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte authentisiert
- du hattest authentisiert
- er/sie/es hatte authentisiert
- wir hatten authentisiert
- ihr hattet authentisiert
- sie hatten authentisiert
Toekomende tijd I
- ik zal waarmerken
- jij zult waarmerken
- hij/zij/het zal waarmerken
- wij zullen waarmerken
- jullie zullen waarmerken
- zij zullen waarmerken
Futur I Indikativ
- ich werde authentisieren
- du wirst authentisieren
- er/sie/es wird authentisieren
- wir werden authentisieren
- ihr werdet authentisieren
- sie werden authentisieren
Toekomende tijd II
- ik zal gewaarmerkt hebben
- jij zult gewaarmerkt hebben
- hij/zij/het zal gewaarmerkt hebben
- wij zullen gewaarmerkt hebben
- jullie zullen gewaarmerkt hebben
- zij zullen gewaarmerkt hebben
Futur II Indikativ
- ich werde authentisiert haben
- du wirst authentisiert haben
- er/sie/es wird authentisiert haben
- wir werden authentisiert haben
- ihr werdet authentisiert haben
- sie werden authentisiert haben
Conditionalis I
- ik zou waarmerken
- jij zou waarmerken
- hij/zij/het zou waarmerken
- wij zouden waarmerken
- jullie zouden waarmerken
- zij zouden waarmerken
Futur I Konjunktiv II
- ich würde authentisieren
- du würdest authentisieren
- er/sie/es würde authentisieren
- wir würden authentisieren
- ihr würdet authentisieren
- sie würden authentisieren
Conditionalis II
- ik zou hebben gewaarmerkt
- jij zou hebben gewaarmerkt
- hij/zij/het zou hebben gewaarmerkt
- wij zouden hebben gewaarmerkt
- jullie zouden hebben gewaarmerkt
- zij zouden hebben gewaarmerkt
Futur II Konjunktiv II
- ich würde authentisiert haben
- du würdest authentisiert haben
- er/sie/es würde authentisiert haben
- wir würden authentisiert haben
- ihr würdet authentisiert haben
- sie würden authentisiert haben
Imperatief
- jij waarmerk
- jullie waarmerkt
Imperativ
- du authentisiere
- ihr authentisiert