Vervoeging van wanten
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik want
- jij want
- hij/zij/het want
- wij wanten
- jullie wanten
- zij wanten
Onvoltooid verleden tijd
- ik wantte
- jij wantte
- hij/zij/het wantte
- wij wantten
- jullie wantten
- zij wantten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewant
- jij hebt gewant
- hij/zij/het heeft gewant
- wij hebben gewant
- jullie hebben gewant
- zij hebben gewant
Voltooid verleden tijd
- ik had gewant
- jij had gewant
- hij/zij/het had gewant
- wij hadden gewant
- jullie hadden gewant
- zij hadden gewant
Toekomende tijd I
- ik zal wanten
- jij zult wanten
- hij/zij/het zal wanten
- wij zullen wanten
- jullie zullen wanten
- zij zullen wanten
Toekomende tijd II
- ik zal gewant hebben
- jij zult gewant hebben
- hij/zij/het zal gewant hebben
- wij zullen gewant hebben
- jullie zullen gewant hebben
- zij zullen gewant hebben
Conditionalis I
- ik zou wanten
- jij zou wanten
- hij/zij/het zou wanten
- wij zouden wanten
- jullie zouden wanten
- zij zouden wanten
Conditionalis II
- ik zou hebben gewant
- jij zou hebben gewant
- hij/zij/het zou hebben gewant
- wij zouden hebben gewant
- jullie zouden hebben gewant
- zij zouden hebben gewant
Imperatief
- jij want
- jullie want