Vervoeging van zieken
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ziek
- jij ziekt
- hij/zij/het ziekt
- wij zieken
- jullie zieken
- zij zieken
Onvoltooid verleden tijd
- ik ziekte
- jij ziekte
- hij/zij/het ziekte
- wij ziekten
- jullie ziekten
- zij ziekten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geziekt
- jij hebt geziekt
- hij/zij/het heeft geziekt
- wij hebben geziekt
- jullie hebben geziekt
- zij hebben geziekt
Voltooid verleden tijd
- ik had geziekt
- jij had geziekt
- hij/zij/het had geziekt
- wij hadden geziekt
- jullie hadden geziekt
- zij hadden geziekt
Toekomende tijd I
- ik zal zieken
- jij zult zieken
- hij/zij/het zal zieken
- wij zullen zieken
- jullie zullen zieken
- zij zullen zieken
Toekomende tijd II
- ik zal geziekt hebben
- jij zult geziekt hebben
- hij/zij/het zal geziekt hebben
- wij zullen geziekt hebben
- jullie zullen geziekt hebben
- zij zullen geziekt hebben
Conditionalis I
- ik zou zieken
- jij zou zieken
- hij/zij/het zou zieken
- wij zouden zieken
- jullie zouden zieken
- zij zouden zieken
Conditionalis II
- ik zou hebben geziekt
- jij zou hebben geziekt
- hij/zij/het zou hebben geziekt
- wij zouden hebben geziekt
- jullie zouden hebben geziekt
- zij zouden hebben geziekt
Imperatief
- jij ziek
- jullie ziekt