Vervoeging van zoenen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zoen
- jij zoent
- hij/zij/het zoent
- wij zoenen
- jullie zoenen
- zij zoenen
Präsens Indikativ
- ich küsse
- du küsst
- er/sie/es küsst
- wir küssen
- ihr küsst
- sie küssen
Onvoltooid verleden tijd
- ik zoende
- jij zoende
- hij/zij/het zoende
- wij zoenden
- jullie zoenden
- zij zoenden
Präteritum Indikativ
- ich küsste
- du küsstest
- er/sie/es küsste
- wir küssten
- ihr küsstet
- sie küssten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gezoend
- jij hebt gezoend
- hij/zij/het heeft gezoend
- wij hebben gezoend
- jullie hebben gezoend
- zij hebben gezoend
Perfekt Indikativ
- ich habe geküsst
- du hast geküsst
- er/sie/es hat geküsst
- wir haben geküsst
- ihr habt geküsst
- sie haben geküsst
Voltooid verleden tijd
- ik had gezoend
- jij had gezoend
- hij/zij/het had gezoend
- wij hadden gezoend
- jullie hadden gezoend
- zij hadden gezoend
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte geküsst
- du hattest geküsst
- er/sie/es hatte geküsst
- wir hatten geküsst
- ihr hattet geküsst
- sie hatten geküsst
Toekomende tijd I
- ik zal zoenen
- jij zult zoenen
- hij/zij/het zal zoenen
- wij zullen zoenen
- jullie zullen zoenen
- zij zullen zoenen
Futur I Indikativ
- ich werde küssen
- du wirst küssen
- er/sie/es wird küssen
- wir werden küssen
- ihr werdet küssen
- sie werden küssen
Toekomende tijd II
- ik zal gezoend hebben
- jij zult gezoend hebben
- hij/zij/het zal gezoend hebben
- wij zullen gezoend hebben
- jullie zullen gezoend hebben
- zij zullen gezoend hebben
Futur II Indikativ
- ich werde geküsst haben
- du wirst geküsst haben
- er/sie/es wird geküsst haben
- wir werden geküsst haben
- ihr werdet geküsst haben
- sie werden geküsst haben
Conditionalis I
- ik zou zoenen
- jij zou zoenen
- hij/zij/het zou zoenen
- wij zouden zoenen
- jullie zouden zoenen
- zij zouden zoenen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde küssen
- du würdest küssen
- er/sie/es würde küssen
- wir würden küssen
- ihr würdet küssen
- sie würden küssen
Conditionalis II
- ik zou hebben gezoend
- jij zou hebben gezoend
- hij/zij/het zou hebben gezoend
- wij zouden hebben gezoend
- jullie zouden hebben gezoend
- zij zouden hebben gezoend
Futur II Konjunktiv II
- ich würde geküsst haben
- du würdest geküsst haben
- er/sie/es würde geküsst haben
- wir würden geküsst haben
- ihr würdet geküsst haben
- sie würden geküsst haben
Imperatief
- jij zoen
- jullie zoent
Imperativ
- du küsse
- ihr küsst