Vervoeging van aanbesteden

Onbepaalde wijs (infinitief): aanbesteden

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik besteed aan
  • jij besteedt aan
  • hij/zij/het besteedt aan
  • wij besteden aan
  • jullie besteden aan
  • zij besteden aan

Present

  • I quest
  • you quest
  • he/she/it quests
  • we quest
  • you quest
  • they quest

Onvoltooid verleden tijd

  • ik besteedde aan
  • jij besteedde aan
  • hij/zij/het besteedde aan
  • wij besteedden aan
  • jullie besteedden aan
  • zij besteedden aan

Simple past

  • I quested
  • you quested
  • he/she/it quested
  • we quested
  • you quested
  • they quested

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aanbesteed
  • jij hebt aanbesteed
  • hij/zij/het heeft aanbesteed
  • wij hebben aanbesteed
  • jullie hebben aanbesteed
  • zij hebben aanbesteed

Present perfect

  • I have quested
  • you have quested
  • he/she/it has quested
  • we have quested
  • you have quested
  • they have quested

Voltooid verleden tijd

  • ik had aanbesteed
  • jij had aanbesteed
  • hij/zij/het had aanbesteed
  • wij hadden aanbesteed
  • jullie hadden aanbesteed
  • zij hadden aanbesteed

Past perfect

  • I had quested
  • you had quested
  • he/she/it had quested
  • we had quested
  • you had quested
  • they had quested

Toekomende tijd I

  • ik zal aanbesteden
  • jij zult aanbesteden
  • hij/zij/het zal aanbesteden
  • wij zullen aanbesteden
  • jullie zullen aanbesteden
  • zij zullen aanbesteden

Future

  • I will quest
  • you will quest
  • he/she/it will quest
  • we will quest
  • you will quest
  • they will quest

Toekomende tijd II

  • ik zal aanbesteed hebben
  • jij zult aanbesteed hebben
  • hij/zij/het zal aanbesteed hebben
  • wij zullen aanbesteed hebben
  • jullie zullen aanbesteed hebben
  • zij zullen aanbesteed hebben

Future perfect

  • I will have quested
  • you will have quested
  • he/she/it will have quested
  • we will have quested
  • you will have quested
  • they will have quested

Conditionalis I

  • ik zou aanbesteden
  • jij zou aanbesteden
  • hij/zij/het zou aanbesteden
  • wij zouden aanbesteden
  • jullie zouden aanbesteden
  • zij zouden aanbesteden

Conditional present

  • I would quest
  • you would quest
  • he/she/it would quest
  • we would quest
  • you would quest
  • they would quest

Conditionalis II

  • ik zou hebben aanbesteed
  • jij zou hebben aanbesteed
  • hij/zij/het zou hebben aanbesteed
  • wij zouden hebben aanbesteed
  • jullie zouden hebben aanbesteed
  • zij zouden hebben aanbesteed

Conditional perfect

  • I would have quested
  • you would have quested
  • he/she/it would have quested
  • we would have quested
  • you would have quested
  • they would have quested

Imperatief

  • jij besteed aan
  • jullie besteedt aan

Imperative

  • you quest
  • you quest

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van aanbesteden