Vervoeging van schemeren
Onbepaalde wijs (infinitief): schemeren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het schemert
- zij schemeren
Present
- he/she/it quivers
- they quiver
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het schemerde
- zij schemerden
Simple past
- he/she/it quivered
- they quivered
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft geschemerd
- zij hebben geschemerd
Present perfect
- he/she/it has quivered
- they have quivered
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had geschemerd
- zij hadden geschemerd
Past perfect
- he/she/it had quivered
- they had quivered
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal schemeren
- zij zult schemeren
Future
- he/she/it will quiver
- they will quiver
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geschemerd hebben
- zij zult geschemerd hebben
Future perfect
- he/she/it will have quivered
- they will have quivered
Conditionalis I
- hij/zij/het zal schemeren
- zij zullen schemeren
Conditional present
- he/she/it would quiver
- they would quiver
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben geschemerd
- zij zullen hebben geschemerd
Conditional perfect
- he/she/it would have quivered
- they would have quivered