Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik trek
  • jij trekt
  • hij/zij/het trekt
  • wij trekken
  • jullie trekken
  • zij trekken

Present

  • I twitch
  • you twitch
  • he/she/it twitches
  • we twitch
  • you twitch
  • they twitch

Onvoltooid verleden tijd

  • ik trok
  • jij trok
  • hij/zij/het trok
  • wij trokken
  • jullie trokken
  • zij trokken

Simple past

  • I twitched
  • you twitched
  • he/she/it twitched
  • we twitched
  • you twitched
  • they twitched

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb getrokken
  • jij hebt getrokken
  • hij/zij/het heeft getrokken
  • wij hebben getrokken
  • jullie hebben getrokken
  • zij hebben getrokken

Present perfect

  • I have twitched
  • you have twitched
  • he/she/it has twitched
  • we have twitched
  • you have twitched
  • they have twitched

Voltooid verleden tijd

  • ik had getrokken
  • jij had getrokken
  • hij/zij/het had getrokken
  • wij hadden getrokken
  • jullie hadden getrokken
  • zij hadden getrokken

Past perfect

  • I had twitched
  • you had twitched
  • he/she/it had twitched
  • we had twitched
  • you had twitched
  • they had twitched

Toekomende tijd I

  • ik zal trekken
  • jij zult trekken
  • hij/zij/het zal trekken
  • wij zullen trekken
  • jullie zullen trekken
  • zij zullen trekken

Future

  • I will twitch
  • you will twitch
  • he/she/it will twitch
  • we will twitch
  • you will twitch
  • they will twitch

Toekomende tijd II

  • ik zal getrokken hebben
  • jij zult getrokken hebben
  • hij/zij/het zal getrokken hebben
  • wij zullen getrokken hebben
  • jullie zullen getrokken hebben
  • zij zullen getrokken hebben

Future perfect

  • I will have twitched
  • you will have twitched
  • he/she/it will have twitched
  • we will have twitched
  • you will have twitched
  • they will have twitched

Conditionalis I

  • ik zou trekken
  • jij zou trekken
  • hij/zij/het zou trekken
  • wij zouden trekken
  • jullie zouden trekken
  • zij zouden trekken

Conditional present

  • I would twitch
  • you would twitch
  • he/she/it would twitch
  • we would twitch
  • you would twitch
  • they would twitch

Conditionalis II

  • ik zou hebben getrokken
  • jij zou hebben getrokken
  • hij/zij/het zou hebben getrokken
  • wij zouden hebben getrokken
  • jullie zouden hebben getrokken
  • zij zouden hebben getrokken

Conditional perfect

  • I would have twitched
  • you would have twitched
  • he/she/it would have twitched
  • we would have twitched
  • you would have twitched
  • they would have twitched

Imperatief

  • jij trek
  • jullie trekt

Imperative

  • you twitch
  • you twitch

Verwijzingen

Bekijk 13 definitie(s) van trekken