Vervoeging van aandurven
Onbepaalde wijs (infinitief): aandurven
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik durf aan
- jij durft aan
- hij/zij/het durft aan
- wij durven aan
- jullie durven aan
- zij durven aan
Present
- I dare
- you dare
- he/she/it dares
- we dare
- you dare
- they dare
Onvoltooid verleden tijd
- ik durfde aan
- jij durfde aan
- hij/zij/het durfde aan
- wij durfden aan
- jullie durfden aan
- zij durfden aan
Simple past
- I dared
- you dared
- he/she/it dared
- we dared
- you dared
- they dared
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangedurfd
- jij hebt aangedurfd
- hij/zij/het heeft aangedurfd
- wij hebben aangedurfd
- jullie hebben aangedurfd
- zij hebben aangedurfd
Present perfect
- I have dared
- you have dared
- he/she/it has dared
- we have dared
- you have dared
- they have dared
Voltooid verleden tijd
- ik had aangedurfd
- jij had aangedurfd
- hij/zij/het had aangedurfd
- wij hadden aangedurfd
- jullie hadden aangedurfd
- zij hadden aangedurfd
Past perfect
- I had dared
- you had dared
- he/she/it had dared
- we had dared
- you had dared
- they had dared
Toekomende tijd I
- ik zal aandurven
- jij zult aandurven
- hij/zij/het zal aandurven
- wij zullen aandurven
- jullie zullen aandurven
- zij zullen aandurven
Future
- I will dare
- you will dare
- he/she/it will dare
- we will dare
- you will dare
- they will dare
Toekomende tijd II
- ik zal aangedurfd hebben
- jij zult aangedurfd hebben
- hij/zij/het zal aangedurfd hebben
- wij zullen aangedurfd hebben
- jullie zullen aangedurfd hebben
- zij zullen aangedurfd hebben
Future perfect
- I will have dared
- you will have dared
- he/she/it will have dared
- we will have dared
- you will have dared
- they will have dared
Conditionalis I
- ik zou aandurven
- jij zou aandurven
- hij/zij/het zou aandurven
- wij zouden aandurven
- jullie zouden aandurven
- zij zouden aandurven
Conditional present
- I would dare
- you would dare
- he/she/it would dare
- we would dare
- you would dare
- they would dare
Conditionalis II
- ik zou hebben aangedurfd
- jij zou hebben aangedurfd
- hij/zij/het zou hebben aangedurfd
- wij zouden hebben aangedurfd
- jullie zouden hebben aangedurfd
- zij zouden hebben aangedurfd
Conditional perfect
- I would have dared
- you would have dared
- he/she/it would have dared
- we would have dared
- you would have dared
- they would have dared
Imperatief
- jij durf aan
- jullie durft aan
Imperative
- you dare
- you dare