Vervoeging van aangorden

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik gord aan
  • jij gordt aan
  • hij/zij/het gordt aan
  • wij gorden aan
  • jullie gorden aan
  • zij gorden aan

Present

  • I fix
  • you fix
  • he/she/it fixes
  • we fix
  • you fix
  • they fix

Onvoltooid verleden tijd

  • ik gordde aan
  • jij gordde aan
  • hij/zij/het gordde aan
  • wij gordden aan
  • jullie gordden aan
  • zij gordden aan

Simple past

  • I fixed
  • you fixed
  • he/she/it fixed
  • we fixed
  • you fixed
  • they fixed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangegord
  • jij hebt aangegord
  • hij/zij/het heeft aangegord
  • wij hebben aangegord
  • jullie hebben aangegord
  • zij hebben aangegord

Present perfect

  • I have fixed
  • you have fixed
  • he/she/it has fixed
  • we have fixed
  • you have fixed
  • they have fixed

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangegord
  • jij had aangegord
  • hij/zij/het had aangegord
  • wij hadden aangegord
  • jullie hadden aangegord
  • zij hadden aangegord

Past perfect

  • I had fixed
  • you had fixed
  • he/she/it had fixed
  • we had fixed
  • you had fixed
  • they had fixed

Toekomende tijd I

  • ik zal aangorden
  • jij zult aangorden
  • hij/zij/het zal aangorden
  • wij zullen aangorden
  • jullie zullen aangorden
  • zij zullen aangorden

Future

  • I will fix
  • you will fix
  • he/she/it will fix
  • we will fix
  • you will fix
  • they will fix

Toekomende tijd II

  • ik zal aangegord hebben
  • jij zult aangegord hebben
  • hij/zij/het zal aangegord hebben
  • wij zullen aangegord hebben
  • jullie zullen aangegord hebben
  • zij zullen aangegord hebben

Future perfect

  • I will have fixed
  • you will have fixed
  • he/she/it will have fixed
  • we will have fixed
  • you will have fixed
  • they will have fixed

Conditionalis I

  • ik zou aangorden
  • jij zou aangorden
  • hij/zij/het zou aangorden
  • wij zouden aangorden
  • jullie zouden aangorden
  • zij zouden aangorden

Conditional present

  • I would fix
  • you would fix
  • he/she/it would fix
  • we would fix
  • you would fix
  • they would fix

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangegord
  • jij zou hebben aangegord
  • hij/zij/het zou hebben aangegord
  • wij zouden hebben aangegord
  • jullie zouden hebben aangegord
  • zij zouden hebben aangegord

Conditional perfect

  • I would have fixed
  • you would have fixed
  • he/she/it would have fixed
  • we would have fixed
  • you would have fixed
  • they would have fixed

Imperatief

  • jij gord aan
  • jullie gordt aan

Imperative

  • you fix
  • you fix

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van aangorden