Vervoeging van aanklampen
Onbepaalde wijs (infinitief): aanklampen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik klamp aan
- jij klampt aan
- hij/zij/het klampt aan
- wij klampen aan
- jullie klampen aan
- zij klampen aan
Present
- I address
- you address
- he/she/it addresses
- we address
- you address
- they address
Onvoltooid verleden tijd
- ik klampte aan
- jij klampte aan
- hij/zij/het klampte aan
- wij klampten aan
- jullie klampten aan
- zij klampten aan
Simple past
- I addressed
- you addressed
- he/she/it addressed
- we addressed
- you addressed
- they addressed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangeklampt
- jij hebt aangeklampt
- hij/zij/het heeft aangeklampt
- wij hebben aangeklampt
- jullie hebben aangeklampt
- zij hebben aangeklampt
Present perfect
- I have addressed
- you have addressed
- he/she/it has addressed
- we have addressed
- you have addressed
- they have addressed
Voltooid verleden tijd
- ik had aangeklampt
- jij had aangeklampt
- hij/zij/het had aangeklampt
- wij hadden aangeklampt
- jullie hadden aangeklampt
- zij hadden aangeklampt
Past perfect
- I had addressed
- you had addressed
- he/she/it had addressed
- we had addressed
- you had addressed
- they had addressed
Toekomende tijd I
- ik zal aanklampen
- jij zult aanklampen
- hij/zij/het zal aanklampen
- wij zullen aanklampen
- jullie zullen aanklampen
- zij zullen aanklampen
Future
- I will address
- you will address
- he/she/it will address
- we will address
- you will address
- they will address
Toekomende tijd II
- ik zal aangeklampt hebben
- jij zult aangeklampt hebben
- hij/zij/het zal aangeklampt hebben
- wij zullen aangeklampt hebben
- jullie zullen aangeklampt hebben
- zij zullen aangeklampt hebben
Future perfect
- I will have addressed
- you will have addressed
- he/she/it will have addressed
- we will have addressed
- you will have addressed
- they will have addressed
Conditionalis I
- ik zou aanklampen
- jij zou aanklampen
- hij/zij/het zou aanklampen
- wij zouden aanklampen
- jullie zouden aanklampen
- zij zouden aanklampen
Conditional present
- I would address
- you would address
- he/she/it would address
- we would address
- you would address
- they would address
Conditionalis II
- ik zou hebben aangeklampt
- jij zou hebben aangeklampt
- hij/zij/het zou hebben aangeklampt
- wij zouden hebben aangeklampt
- jullie zouden hebben aangeklampt
- zij zouden hebben aangeklampt
Conditional perfect
- I would have addressed
- you would have addressed
- he/she/it would have addressed
- we would have addressed
- you would have addressed
- they would have addressed
Imperatief
- jij klamp aan
- jullie klampt aan
Imperative
- you address
- you address