Vervoeging van aankrijgen
Onbepaalde wijs (infinitief): aankrijgen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik krijg aan
- jij krijgt aan
- hij/zij/het krijgt aan
- wij krijgen aan
- jullie krijgen aan
- zij krijgen aan
Present
- I have
- you have
- he/she/it has
- we have
- you have
- they have
Onvoltooid verleden tijd
- ik kreeg aan
- jij kreeg aan
- hij/zij/het kreeg aan
- wij kregen aan
- jullie kregen aan
- zij kregen aan
Simple past
- I had
- you had
- he/she/it had
- we had
- you had
- they had
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangekregen
- jij hebt aangekregen
- hij/zij/het heeft aangekregen
- wij hebben aangekregen
- jullie hebben aangekregen
- zij hebben aangekregen
Present perfect
- I have had
- you have had
- he/she/it has had
- we have had
- you have had
- they have had
Voltooid verleden tijd
- ik had aangekregen
- jij had aangekregen
- hij/zij/het had aangekregen
- wij hadden aangekregen
- jullie hadden aangekregen
- zij hadden aangekregen
Past perfect
- I had had
- you had had
- he/she/it had had
- we had had
- you had had
- they had had
Toekomende tijd I
- ik zal aankrijgen
- jij zult aankrijgen
- hij/zij/het zal aankrijgen
- wij zullen aankrijgen
- jullie zullen aankrijgen
- zij zullen aankrijgen
Future
- I will have
- you will have
- he/she/it will have
- we will have
- you will have
- they will have
Toekomende tijd II
- ik zal aangekregen hebben
- jij zult aangekregen hebben
- hij/zij/het zal aangekregen hebben
- wij zullen aangekregen hebben
- jullie zullen aangekregen hebben
- zij zullen aangekregen hebben
Future perfect
- I will have had
- you will have had
- he/she/it will have had
- we will have had
- you will have had
- they will have had
Conditionalis I
- ik zou aankrijgen
- jij zou aankrijgen
- hij/zij/het zou aankrijgen
- wij zouden aankrijgen
- jullie zouden aankrijgen
- zij zouden aankrijgen
Conditional present
- I would have
- you would have
- he/she/it would have
- we would have
- you would have
- they would have
Conditionalis II
- ik zou hebben aangekregen
- jij zou hebben aangekregen
- hij/zij/het zou hebben aangekregen
- wij zouden hebben aangekregen
- jullie zouden hebben aangekregen
- zij zouden hebben aangekregen
Conditional perfect
- I would have had
- you would have had
- he/she/it would have had
- we would have had
- you would have had
- they would have had
Imperatief
- jij krijg aan
- jullie krijgt aan
Imperative
- you have
- you have