Vervoeging van aansterken
Onbepaalde wijs (infinitief): aansterken
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sterk aan
- jij sterkt aan
- hij/zij/het sterkt aan
- wij sterken aan
- jullie sterken aan
- zij sterken aan
Present
- I convalesce
- you convalesce
- he/she/it convalesces
- we convalesce
- you convalesce
- they convalesce
Onvoltooid verleden tijd
- ik sterkte aan
- jij sterkte aan
- hij/zij/het sterkte aan
- wij sterkten aan
- jullie sterkten aan
- zij sterkten aan
Simple past
- I convalesced
- you convalesced
- he/she/it convalesced
- we convalesced
- you convalesced
- they convalesced
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben aangesterkt
- jij bent aangesterkt
- hij/zij/het is aangesterkt
- wij zijn aangesterkt
- jullie zijn aangesterkt
- zij zijn aangesterkt
Present perfect
- I have convalesced
- you have convalesced
- he/she/it has convalesced
- we have convalesced
- you have convalesced
- they have convalesced
Voltooid verleden tijd
- ik was aangesterkt
- jij was aangesterkt
- hij/zij/het was aangesterkt
- wij waren aangesterkt
- jullie waren aangesterkt
- zij waren aangesterkt
Past perfect
- I had convalesced
- you had convalesced
- he/she/it had convalesced
- we had convalesced
- you had convalesced
- they had convalesced
Toekomende tijd I
- ik zal aansterken
- jij zult aansterken
- hij/zij/het zal aansterken
- wij zullen aansterken
- jullie zullen aansterken
- zij zullen aansterken
Future
- I will convalesce
- you will convalesce
- he/she/it will convalesce
- we will convalesce
- you will convalesce
- they will convalesce
Toekomende tijd II
- ik zal aangesterkt zijn
- jij zult aangesterkt zijn
- hij/zij/het zal aangesterkt zijn
- wij zullen aangesterkt zijn
- jullie zullen aangesterkt zijn
- zij zullen aangesterkt zijn
Future perfect
- I will have convalesced
- you will have convalesced
- he/she/it will have convalesced
- we will have convalesced
- you will have convalesced
- they will have convalesced
Conditionalis I
- ik zou aansterken
- jij zou aansterken
- hij/zij/het zou aansterken
- wij zouden aansterken
- jullie zouden aansterken
- zij zouden aansterken
Conditional present
- I would convalesce
- you would convalesce
- he/she/it would convalesce
- we would convalesce
- you would convalesce
- they would convalesce
Conditionalis II
- ik zou zijn aangesterkt
- jij zou zijn aangesterkt
- hij/zij/het zou zijn aangesterkt
- wij zouden zijn aangesterkt
- jullie zouden zijn aangesterkt
- zij zouden zijn aangesterkt
Conditional perfect
- I would have convalesced
- you would have convalesced
- he/she/it would have convalesced
- we would have convalesced
- you would have convalesced
- they would have convalesced
Imperatief
- jij sterk aan
- jullie sterkt aan
Imperative
- you convalesce
- you convalesce