Vervoeging van aanstichten
Onbepaalde wijs (infinitief): aanstichten
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sticht aan
- jij sticht aan
- hij/zij/het sticht aan
- wij stichten aan
- jullie stichten aan
- zij stichten aan
Present
- I evoke
- you evoke
- he/she/it evokes
- we evoke
- you evoke
- they evoke
Onvoltooid verleden tijd
- ik stichtte aan
- jij stichtte aan
- hij/zij/het stichtte aan
- wij stichtten aan
- jullie stichtten aan
- zij stichtten aan
Simple past
- I evoked
- you evoked
- he/she/it evoked
- we evoked
- you evoked
- they evoked
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangesticht
- jij hebt aangesticht
- hij/zij/het heeft aangesticht
- wij hebben aangesticht
- jullie hebben aangesticht
- zij hebben aangesticht
Present perfect
- I have evoked
- you have evoked
- he/she/it has evoked
- we have evoked
- you have evoked
- they have evoked
Voltooid verleden tijd
- ik had aangesticht
- jij had aangesticht
- hij/zij/het had aangesticht
- wij hadden aangesticht
- jullie hadden aangesticht
- zij hadden aangesticht
Past perfect
- I had evoked
- you had evoked
- he/she/it had evoked
- we had evoked
- you had evoked
- they had evoked
Toekomende tijd I
- ik zal aanstichten
- jij zult aanstichten
- hij/zij/het zal aanstichten
- wij zullen aanstichten
- jullie zullen aanstichten
- zij zullen aanstichten
Future
- I will evoke
- you will evoke
- he/she/it will evoke
- we will evoke
- you will evoke
- they will evoke
Toekomende tijd II
- ik zal aangesticht hebben
- jij zult aangesticht hebben
- hij/zij/het zal aangesticht hebben
- wij zullen aangesticht hebben
- jullie zullen aangesticht hebben
- zij zullen aangesticht hebben
Future perfect
- I will have evoked
- you will have evoked
- he/she/it will have evoked
- we will have evoked
- you will have evoked
- they will have evoked
Conditionalis I
- ik zou aanstichten
- jij zou aanstichten
- hij/zij/het zou aanstichten
- wij zouden aanstichten
- jullie zouden aanstichten
- zij zouden aanstichten
Conditional present
- I would evoke
- you would evoke
- he/she/it would evoke
- we would evoke
- you would evoke
- they would evoke
Conditionalis II
- ik zou hebben aangesticht
- jij zou hebben aangesticht
- hij/zij/het zou hebben aangesticht
- wij zouden hebben aangesticht
- jullie zouden hebben aangesticht
- zij zouden hebben aangesticht
Conditional perfect
- I would have evoked
- you would have evoked
- he/she/it would have evoked
- we would have evoked
- you would have evoked
- they would have evoked
Imperatief
- jij sticht aan
- jullie sticht aan
Imperative
- you evoke
- you evoke