Vervoeging van aanzuren
Onbepaalde wijs (infinitief): aanzuren
Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zuur aan
- jij zuurt aan
- hij/zij/het zuurt aan
- wij zuren aan
- jullie zuren aan
- zij zuren aan
Onvoltooid verleden tijd
- ik zuurde aan
- jij zuurde aan
- hij/zij/het zuurde aan
- wij zuurden aan
- jullie zuurden aan
- zij zuurden aan
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangezuurd
- jij hebt aangezuurd
- hij/zij/het heeft aangezuurd
- wij hebben aangezuurd
- jullie hebben aangezuurd
- zij hebben aangezuurd
Voltooid verleden tijd
- ik had aangezuurd
- jij had aangezuurd
- hij/zij/het had aangezuurd
- wij hadden aangezuurd
- jullie hadden aangezuurd
- zij hadden aangezuurd
Toekomende tijd I
- ik zal aanzuren
- jij zult aanzuren
- hij/zij/het zal aanzuren
- wij zullen aanzuren
- jullie zullen aanzuren
- zij zullen aanzuren
Toekomende tijd II
- ik zal aangezuurd hebben
- jij zult aangezuurd hebben
- hij/zij/het zal aangezuurd hebben
- wij zullen aangezuurd hebben
- jullie zullen aangezuurd hebben
- zij zullen aangezuurd hebben
Conditionalis I
- ik zou aanzuren
- jij zou aanzuren
- hij/zij/het zou aanzuren
- wij zouden aanzuren
- jullie zouden aanzuren
- zij zouden aanzuren
Conditionalis II
- ik zou hebben aangezuurd
- jij zou hebben aangezuurd
- hij/zij/het zou hebben aangezuurd
- wij zouden hebben aangezuurd
- jullie zouden hebben aangezuurd
- zij zouden hebben aangezuurd
Imperatief
- jij zuur aan
- jullie zuurt aan