Vervoeging van achterlaten
Onbepaalde wijs (infinitief): achterlaten
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik laat achter
- jij laat achter
- hij/zij/het laat achter
- wij laten achter
- jullie laten achter
- zij laten achter
Present
- I leave
- you leave
- he/she/it leaves
- we leave
- you leave
- they leave
Onvoltooid verleden tijd
- ik liet achter
- jij liet achter
- hij/zij/het liet achter
- wij lieten achter
- jullie lieten achter
- zij lieten achter
Simple past
- I left
- you left
- he/she/it left
- we left
- you left
- they left
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb achtergelaten
- jij hebt achtergelaten
- hij/zij/het heeft achtergelaten
- wij hebben achtergelaten
- jullie hebben achtergelaten
- zij hebben achtergelaten
Present perfect
- I have left
- you have left
- he/she/it has left
- we have left
- you have left
- they have left
Voltooid verleden tijd
- ik had achtergelaten
- jij had achtergelaten
- hij/zij/het had achtergelaten
- wij hadden achtergelaten
- jullie hadden achtergelaten
- zij hadden achtergelaten
Past perfect
- I had left
- you had left
- he/she/it had left
- we had left
- you had left
- they had left
Toekomende tijd I
- ik zal achterlaten
- jij zult achterlaten
- hij/zij/het zal achterlaten
- wij zullen achterlaten
- jullie zullen achterlaten
- zij zullen achterlaten
Future
- I will leave
- you will leave
- he/she/it will leave
- we will leave
- you will leave
- they will leave
Toekomende tijd II
- ik zal achtergelaten hebben
- jij zult achtergelaten hebben
- hij/zij/het zal achtergelaten hebben
- wij zullen achtergelaten hebben
- jullie zullen achtergelaten hebben
- zij zullen achtergelaten hebben
Future perfect
- I will have left
- you will have left
- he/she/it will have left
- we will have left
- you will have left
- they will have left
Conditionalis I
- ik zou achterlaten
- jij zou achterlaten
- hij/zij/het zou achterlaten
- wij zouden achterlaten
- jullie zouden achterlaten
- zij zouden achterlaten
Conditional present
- I would leave
- you would leave
- he/she/it would leave
- we would leave
- you would leave
- they would leave
Conditionalis II
- ik zou hebben achtergelaten
- jij zou hebben achtergelaten
- hij/zij/het zou hebben achtergelaten
- wij zouden hebben achtergelaten
- jullie zouden hebben achtergelaten
- zij zouden hebben achtergelaten
Conditional perfect
- I would have left
- you would have left
- he/she/it would have left
- we would have left
- you would have left
- they would have left
Imperatief
- jij laat achter
- jullie laat achter
Imperative
- you leave
- you leave