Vervoeging van afboeken
Onbepaalde wijs (infinitief): afboeken
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik boek af
- jij boekt af
- hij/zij/het boekt af
- wij boeken af
- jullie boeken af
- zij boeken af
Present
- I deduct
- you deduct
- he/she/it deducts
- we deduct
- you deduct
- they deduct
Onvoltooid verleden tijd
- ik boekte af
- jij boekte af
- hij/zij/het boekte af
- wij boekten af
- jullie boekten af
- zij boekten af
Simple past
- I deducted
- you deducted
- he/she/it deducted
- we deducted
- you deducted
- they deducted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgeboekt
- jij hebt afgeboekt
- hij/zij/het heeft afgeboekt
- wij hebben afgeboekt
- jullie hebben afgeboekt
- zij hebben afgeboekt
Present perfect
- I have deducted
- you have deducted
- he/she/it has deducted
- we have deducted
- you have deducted
- they have deducted
Voltooid verleden tijd
- ik had afgeboekt
- jij had afgeboekt
- hij/zij/het had afgeboekt
- wij hadden afgeboekt
- jullie hadden afgeboekt
- zij hadden afgeboekt
Past perfect
- I had deducted
- you had deducted
- he/she/it had deducted
- we had deducted
- you had deducted
- they had deducted
Toekomende tijd I
- ik zal afboeken
- jij zult afboeken
- hij/zij/het zal afboeken
- wij zullen afboeken
- jullie zullen afboeken
- zij zullen afboeken
Future
- I will deduct
- you will deduct
- he/she/it will deduct
- we will deduct
- you will deduct
- they will deduct
Toekomende tijd II
- ik zal afgeboekt hebben
- jij zult afgeboekt hebben
- hij/zij/het zal afgeboekt hebben
- wij zullen afgeboekt hebben
- jullie zullen afgeboekt hebben
- zij zullen afgeboekt hebben
Future perfect
- I will have deducted
- you will have deducted
- he/she/it will have deducted
- we will have deducted
- you will have deducted
- they will have deducted
Conditionalis I
- ik zou afboeken
- jij zou afboeken
- hij/zij/het zou afboeken
- wij zouden afboeken
- jullie zouden afboeken
- zij zouden afboeken
Conditional present
- I would deduct
- you would deduct
- he/she/it would deduct
- we would deduct
- you would deduct
- they would deduct
Conditionalis II
- ik zou hebben afgeboekt
- jij zou hebben afgeboekt
- hij/zij/het zou hebben afgeboekt
- wij zouden hebben afgeboekt
- jullie zouden hebben afgeboekt
- zij zouden hebben afgeboekt
Conditional perfect
- I would have deducted
- you would have deducted
- he/she/it would have deducted
- we would have deducted
- you would have deducted
- they would have deducted
Imperatief
- jij boek af
- jullie boekt af
Imperative
- you deduct
- you deduct