Vervoeging van afdwalen
Onbepaalde wijs (infinitief): afdwalen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik dwaal af
- jij dwaalt af
- hij/zij/het dwaalt af
- wij dwalen af
- jullie dwalen af
- zij dwalen af
Present
- I digress
- you digress
- he/she/it digresses
- we digress
- you digress
- they digress
Onvoltooid verleden tijd
- ik dwaalde af
- jij dwaalde af
- hij/zij/het dwaalde af
- wij dwaalden af
- jullie dwaalden af
- zij dwaalden af
Simple past
- I digressed
- you digressed
- he/she/it digressed
- we digressed
- you digressed
- they digressed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben afgedwaald
- jij bent afgedwaald
- hij/zij/het is afgedwaald
- wij zijn afgedwaald
- jullie zijn afgedwaald
- zij zijn afgedwaald
Present perfect
- I have digressed
- you have digressed
- he/she/it has digressed
- we have digressed
- you have digressed
- they have digressed
Voltooid verleden tijd
- ik was afgedwaald
- jij was afgedwaald
- hij/zij/het was afgedwaald
- wij waren afgedwaald
- jullie waren afgedwaald
- zij waren afgedwaald
Past perfect
- I had digressed
- you had digressed
- he/she/it had digressed
- we had digressed
- you had digressed
- they had digressed
Toekomende tijd I
- ik zal afdwalen
- jij zult afdwalen
- hij/zij/het zal afdwalen
- wij zullen afdwalen
- jullie zullen afdwalen
- zij zullen afdwalen
Future
- I will digress
- you will digress
- he/she/it will digress
- we will digress
- you will digress
- they will digress
Toekomende tijd II
- ik zal afgedwaald zijn
- jij zult afgedwaald zijn
- hij/zij/het zal afgedwaald zijn
- wij zullen afgedwaald zijn
- jullie zullen afgedwaald zijn
- zij zullen afgedwaald zijn
Future perfect
- I will have digressed
- you will have digressed
- he/she/it will have digressed
- we will have digressed
- you will have digressed
- they will have digressed
Conditionalis I
- ik zou afdwalen
- jij zou afdwalen
- hij/zij/het zou afdwalen
- wij zouden afdwalen
- jullie zouden afdwalen
- zij zouden afdwalen
Conditional present
- I would digress
- you would digress
- he/she/it would digress
- we would digress
- you would digress
- they would digress
Conditionalis II
- ik zou zijn afgedwaald
- jij zou zijn afgedwaald
- hij/zij/het zou zijn afgedwaald
- wij zouden zijn afgedwaald
- jullie zouden zijn afgedwaald
- zij zouden zijn afgedwaald
Conditional perfect
- I would have digressed
- you would have digressed
- he/she/it would have digressed
- we would have digressed
- you would have digressed
- they would have digressed
Imperatief
- jij dwaal af
- jullie dwaalt af
Imperative
- you digress
- you digress