Vervoeging van affineren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik affineer
  • jij affineert
  • hij/zij/het affineert
  • wij affineren
  • jullie affineren
  • zij affineren

Present

  • I purify
  • you purify
  • he/she/it purifies
  • we purify
  • you purify
  • they purify

Onvoltooid verleden tijd

  • ik affineerde
  • jij affineerde
  • hij/zij/het affineerde
  • wij affineerden
  • jullie affineerden
  • zij affineerden

Simple past

  • I purified
  • you purified
  • he/she/it purified
  • we purified
  • you purified
  • they purified

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geaffineerd
  • jij hebt geaffineerd
  • hij/zij/het heeft geaffineerd
  • wij hebben geaffineerd
  • jullie hebben geaffineerd
  • zij hebben geaffineerd

Present perfect

  • I have purified
  • you have purified
  • he/she/it has purified
  • we have purified
  • you have purified
  • they have purified

Voltooid verleden tijd

  • ik had geaffineerd
  • jij had geaffineerd
  • hij/zij/het had geaffineerd
  • wij hadden geaffineerd
  • jullie hadden geaffineerd
  • zij hadden geaffineerd

Past perfect

  • I had purified
  • you had purified
  • he/she/it had purified
  • we had purified
  • you had purified
  • they had purified

Toekomende tijd I

  • ik zal affineren
  • jij zult affineren
  • hij/zij/het zal affineren
  • wij zullen affineren
  • jullie zullen affineren
  • zij zullen affineren

Future

  • I will purify
  • you will purify
  • he/she/it will purify
  • we will purify
  • you will purify
  • they will purify

Toekomende tijd II

  • ik zal geaffineerd hebben
  • jij zult geaffineerd hebben
  • hij/zij/het zal geaffineerd hebben
  • wij zullen geaffineerd hebben
  • jullie zullen geaffineerd hebben
  • zij zullen geaffineerd hebben

Future perfect

  • I will have purified
  • you will have purified
  • he/she/it will have purified
  • we will have purified
  • you will have purified
  • they will have purified

Conditionalis I

  • ik zou affineren
  • jij zou affineren
  • hij/zij/het zou affineren
  • wij zouden affineren
  • jullie zouden affineren
  • zij zouden affineren

Conditional present

  • I would purify
  • you would purify
  • he/she/it would purify
  • we would purify
  • you would purify
  • they would purify

Conditionalis II

  • ik zou hebben geaffineerd
  • jij zou hebben geaffineerd
  • hij/zij/het zou hebben geaffineerd
  • wij zouden hebben geaffineerd
  • jullie zouden hebben geaffineerd
  • zij zouden hebben geaffineerd

Conditional perfect

  • I would have purified
  • you would have purified
  • he/she/it would have purified
  • we would have purified
  • you would have purified
  • they would have purified

Imperatief

  • jij affineer
  • jullie affineert

Imperative

  • you purify
  • you purify

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van affineren