Vervoeging van afschetsen
Onbepaalde wijs (infinitief): afschetsen
Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schets af
- jij schetst af
- hij/zij/het schetst af
- wij schetsen af
- jullie schetsen af
- zij schetsen af
Onvoltooid verleden tijd
- ik schetste af
- jij schetste af
- hij/zij/het schetste af
- wij schetsten af
- jullie schetsten af
- zij schetsten af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgeschetst
- jij hebt afgeschetst
- hij/zij/het heeft afgeschetst
- wij hebben afgeschetst
- jullie hebben afgeschetst
- zij hebben afgeschetst
Voltooid verleden tijd
- ik had afgeschetst
- jij had afgeschetst
- hij/zij/het had afgeschetst
- wij hadden afgeschetst
- jullie hadden afgeschetst
- zij hadden afgeschetst
Toekomende tijd I
- ik zal afschetsen
- jij zult afschetsen
- hij/zij/het zal afschetsen
- wij zullen afschetsen
- jullie zullen afschetsen
- zij zullen afschetsen
Toekomende tijd II
- ik zal afgeschetst hebben
- jij zult afgeschetst hebben
- hij/zij/het zal afgeschetst hebben
- wij zullen afgeschetst hebben
- jullie zullen afgeschetst hebben
- zij zullen afgeschetst hebben
Conditionalis I
- ik zou afschetsen
- jij zou afschetsen
- hij/zij/het zou afschetsen
- wij zouden afschetsen
- jullie zouden afschetsen
- zij zouden afschetsen
Conditionalis II
- ik zou hebben afgeschetst
- jij zou hebben afgeschetst
- hij/zij/het zou hebben afgeschetst
- wij zouden hebben afgeschetst
- jullie zouden hebben afgeschetst
- zij zouden hebben afgeschetst
Imperatief
- jij schets af
- jullie schetst af