Vervoeging van afschokken
Onbepaalde wijs (infinitief): afschokken
Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het schokt af
- zij schokken af
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het schokte af
- zij schokten af
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft afgeschokt
- zij hebben afgeschokt
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had afgeschokt
- zij hadden afgeschokt
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal afschokken
- zij zult afschokken
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal afgeschokt hebben
- zij zult afgeschokt hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal afschokken
- zij zullen afschokken
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben afgeschokt
- zij zullen hebben afgeschokt