Vervoeging van allittereren
Onbepaalde wijs (infinitief): allittereren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het allittereert
- zij allittereren
Present
- he/she/it alliterates
- they alliterate
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het allittereerde
- zij allittereerden
Simple past
- he/she/it alliterated
- they alliterated
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft geallittereerd
- zij hebben geallittereerd
Present perfect
- he/she/it has alliterated
- they have alliterated
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had geallittereerd
- zij hadden geallittereerd
Past perfect
- he/she/it had alliterated
- they had alliterated
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal allittereren
- zij zult allittereren
Future
- he/she/it will alliterate
- they will alliterate
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geallittereerd hebben
- zij zult geallittereerd hebben
Future perfect
- he/she/it will have alliterated
- they will have alliterated
Conditionalis I
- hij/zij/het zal allittereren
- zij zullen allittereren
Conditional present
- he/she/it would alliterate
- they would alliterate
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben geallittereerd
- zij zullen hebben geallittereerd
Conditional perfect
- he/she/it would have alliterated
- they would have alliterated